Wat niemand ziet
Vier dode kinderen. Mijn hart slaat over. Ik krijg kippenvel. Middenin een zware fase van afronding van mijn manuscript, mijn hoofd loopt over, zie ik via een Facebookbericht het nieuws. Vier dode kinderen, en een zwaargewond kind, en een zwaargewonde begeleidster. Het is nog niet duidelijk hoe het heeft kunnen gebeuren, maar feit is dat ze tussen de spoorbomen geraakt zijn door een passerende trein.
Ik denk aan de mensen die het zagen gebeuren. Ik denk aan de ouders die het afschuwelijke bericht ontvingen, ik denk aan alle mensen die betrokken zijn bij het spoor.
En ik denk aan de overledenenverzorgers die de taak wacht om, hopelijk, iets te kunnen doen met de resten waardoor de ouders afscheid kunnen nemen van hun kind. En weer denk ik zoals wel vaker aan die zware onzichtbare taak die op hun schouders rust.
In de social media regent het steunbetuigingen voor naasten en betrokken professionals, voor de machinist, voor de omstanders. Maar niemand noemt de overledenenverzorger. En daar word ik een beetje extra verdrietig van.
In de jaren dat ik bij een uitvaartondernemer werkte, en ook daarna, bij de research voor mijn boeken, heb ik gezien en gehoord hoe enorm belangrijk hun werk is. Werk dat plaats vindt op plekken waar de meeste mensen niet willen zijn: in uitvaartcentra en in mortuaria.
Ik weet uit eigen ervaring hoe belangrijk een goed afscheid is, zowel door het niet hebben kunnen nemen van afscheid (bij mijn broertje), als door het wél kunnen nemen van afscheid (bij mijn moeder, die dankzij een punctie zichtbaar opgebaard kon worden).
Een goede overledenenverzorger maakt verschil, essentieel verschil. En op deze zwarte dag dat vier jonge mensen de dood vonden, gaat mijn hart uit naar hen, diegenen die dat verschil kunnen maken. Omdat niemand zich afvraagt hoe het voor hen moet zijn. Omdat niemand behalve de naasten ooit hun werk ziet. Omdat niemand ze noemt in de rijtjes betrokkenen. Op deze plek, omdat ik ook niet meer kan doen dan dat, een diepe buiging.