Vandaag nam de dood.
Vandaag was een bijzondere dag. Een dag waarop iemands bestaan letterlijk ten einde kwam in de oven van een crematorium. Na het overlijden een week ervoor, verdween het lichaam nu volledig uit zicht. Onherroepelijk definitief.
Tijdens het afscheid in 1 van de ruimtes van het crematorium ( niet te groot, niet te klein, mooi passend bij het aantal bezoekers ) werd uiteraard muziek gedraaid. Drie keer. Tussendoor twee toespraken, en een kort praatje van de uitvaartleidster. Het duurde ongeveer een minuut of 40 en afsluitend werd er in de koffiekamer koffie gedronken. Met cake en krentenwegge. In de koffiekamer was het de eerste minuten stil. Langzaam begonnen er gesprekken te ontstaan en uiteindelijk durfde men op normale gesprekstoon iets te zeggen. Zelfs lachen bleek tot de mogelijkheden te behoren. De gelaten stilte maakte plaats voor de dagelijkse geluiden. Benauwdheid en ongemak maakten plaats voor opluchting.
Alles ging dus eigenlijk zoals het altijd gaat. Met mooie woorden werd er in redelijk intieme kring afscheid genomen van iemand die tot voor kort levend en wel aanwezig was in al die levens van de aanwezigen. Iemand die een moeder was, een oma, een vriendin, een buurvrouw, een nicht, een tante, een zus. Een mens. Zoals jij en ik. Iemand die sterfelijk bleek, zoals jij en ik. Iemand die, zoals de uitvaartleidster zo mooi verwoordde, nog leeft omdat ze in onze gedachten is en iets heeft betekend in ons leven. Op gepaste wijze hebben we dat met z’n allen laten zien in die 40 minuten. Door aanwezig te zijn, stil te zijn, af en toe een traan te plengen en een neus te snuiten. Respect voor de overledene, dat was er, onuitgesproken, maar zichtbaar in ons gedrag.
Maar wat gebeurde er bij al die mensen van binnen? Bij al die mensen die zachtjes snotterden, onbewogen en stil waren tijdens de toespraken? Bij al die mensen die tijdens het laatste nummer langs de kist liepen en, in gedachten, een laatste groet gaven?
En wat gebeurde er bij de directe naasten? Wat gebeurde er van binnen toen ze daar vooraan zaten, zo dicht bij de kist van hun moeder en oma? Wat gebeurde er van binnen toen er iets verteld werd over wie ze bij leven was, wat ze deed, wat ze betekende? Wat gebeurde er van binnen toen ze de uitvaartleidster hoorde vertellen dat dit een mooi en warm afscheid was van een bijzonder mens?
Als het ook maar een klein beetje leek op wat er in mijn binnenste gebeurde, dan was het ongeveer iets als dit: een misselijkmakend gevoel stroomt door mijn lijf, mijn maag trekt samen, enorme boosheid giert door mijn hele zijn. Ik voel me machteloos, verdrietig en een gevoel van overweldigende zinloosheid slaat me neer, keihard. Ik wil opstaan, schreeuwen naar alle andere aanwezigen, vragen of ze willen ophouden met dit spel. Ophouden met dit aangeleerde sociaal-cultureel wenselijke gedrag. Ik wil rondrennen, de kist vastpakken en het deksel er af trekken. Fluisteren tegen haar dat het stom is, verkeerd is. Dat het onmenselijk is om 5 weken de tijd te krijgen om afscheid te nemen. Vijf weken. Vijf. Ik wil huilen, heel hard. Zo hard dat zakdoekjes geen zin meer hebben. Ik wil slaan tegen de muur, en schreeuwen naar boven, ook al luistert er niemand.
Maar ik deed het niet. Niemand deed het. Ik snotterde wat in mijn zakdoek, liep langs de kist en ging naar de koffiekamer. Waar ik, na enkele minuten, een gesprek aanknoopte met een nicht die ik 20 jaren niet gezien had. Waar ik, nog wat minuten later, lachend om anekdotes van vroeger aan mijn 2e kopje koffie begon.
En zo nam de dood niet alleen maar die vrouw wier lichaam vandaag voor eeuwig verdween. Hij nam ook ons vermogen om te laten zien hoe erg we het vinden, hoeveel pijn het doet, hoe machteloos we ons voelen, hoe opstandig we zijn, hoe boos we zijn.
Hij nam een stukje van onze menselijkheid mee.