Rechter: Zonder opdracht hoeft uitvaartondernemer mortuarium niet te betalen
dinsdag 2 juli 2019
De rechtbank van Amsterdam heeft een uitvaartondernemer in het gelijk gesteld die werd gedaagd door een mortuariumbeheerder. De mortuariumbeheerder bracht de uitvaartondernemer vorig jaar 135 euro in rekening voor mortuariumkosten. Maar er was geen opdracht gegeven door de uitvaartondernemer.
De nabestaanden van de overledene gaven op 1 juni 2018 opdracht aan de uitvaartverzorger om de uitvaart te verzorgen. Wanneer de uitvaartverzorger een afspraak heeft gemaakt met het mortuarium om de overledene op te halen ontvangt deze een mail van de beheerder van het mortuarium. In de mail vraagt de beheerder om de contactgegevens van de nabestaanden. De uitvaartverzorger kan deze niet verstrekken omdat dit vanwege de privacywet niet mag. De mortuariumbeheerder antwoord dan dat deze dat begrijpt en dat de rekening daarom naar de uitvaartverzorger verstuurd zal worden. De uitvaartverzorger geeft daarop aan dat zij het debiteurenrisico niet zal overnemen.
De mortuariumbeheerder laat het er niet bij zitten en vordert dat de uitvaartverzorger de kosten, vermeerderd met incassokosten en rente zal betalen. De mortuariumbeheerder beroept zich onder andere op het gewoonterecht dat uitvaartondernemers de mortuariumkosten betalen en deze dan verhalen op de nabestaanden. Ook wijst de mortuariumbeheerder op een in 2000 gesloten convenant over het koelen in een ziekenhuismortuarium. Daarin staat onder het kopje ‘wenselijke zorg’, dat de overledene na drie uur in de koeling moet. Volgens het convenant is een opdracht daarvoor niet nodig. Omdat de opdrachtgever niet bekend is wordt de factuur verstuurd naar de uitvaartverzorger die als zaakwaarnemer wordt gezien in het convenant.
Uitspraak rechter
De rechter heeft in deze zaak niet meegenomen dat (ook de) nabestaanden geen opdracht hebben gegeven voor het in de koeling plaatsen van de overledene. De zaak gaat over de vraag of de uitvaartverzorger aansprakelijk gehouden kan worden voor de mortuariumkosten.
De mortuariumbeheerder beroept zich op een overeenkomst tot opdracht tussen het mortuarium en de uitvaartverzorger. De kantonrechter komt echter tot de conclusie dat er tussen de partijen geen overeenkomst tot opdracht tot stand is gekomen.
De mortuariumbeheerder zegt dat de uitvaartverzorger heeft gehandeld voor de nabestaanden en er daarom sprake is van zaakwaarneming. Maar de kantonrechter is van oordeel dat niet duidelijk is op welke grond de uitvaartverzorger als zaakwaarnemer gezien moet worden.
Zaakwaarneming is het zich willens en wetens en op redelijke grond inlaten met de behartiging van eens anders belang, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen (aldus artikel 6:198 BW). Voor zover de zaakwaarnemer het belang van de belanghebbende naar behoren heeft behartigd, is laatstgenoemde op grond van artikel 6:200 lid l BW gehouden de zaakwaarnemer de schade te vergoeden, die deze als gevolg van de waarneming heeft geleden
De betrokken uitvaartverzorger heeft het door de mortuariumbeheerder aangevoerde convenant niet ondertekend. De kantonrechter oordeelt daarom dat de uitvaartverzorger een derde partij is en het convenant in deze daarom niet van toepassing is. Het convenant telt enkel voor partijen die het hebben ondertekend.
De mortuariumbeheerder voerde aan dat er sprake was van gewoonterecht. Maar de kantonrechter oordeelt dat er wettelijk geen grond is om te constateren dat de uitvaartverzorger op basis van het gewoonterecht een overeenkomst is aangegaan met de mortuariumbeheerder.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter wijst de vordering van de mortuariumbeheerder af. Dat wil zeggen dat de uitvaartverzorger de mortuariumkosten niet hoeft te betalen omdat er geen opdracht voor is gegeven.
Gevolgen uitspraak
Het is nu nog niet goed te overzien wat de gevolgen van deze uitspraak precies zijn voor de werkwijze van mortuaria. Andere uitvaartondernemers kunnen met deze uitspraak in de hand mogelijk overwegen om de mortuariumkosten ook niet meer te betalen als ze geen opdracht hebben gegeven. De uitspraak gaat alleen over de relatie tussen de mortuariumbeheerder en de uitvaartverzorger. Er is nog geen uitspraak geweest van een zaak waarbij een consument weigert om de mortuariumkosten te betalen wanneer deze geen opdracht heeft gegeven.
Jaren gestreden tegen mortuariumkosten
Uitvaartondernemer Erik Boelkens voert al 12 jaar een strijd tegen de huidige gang van zaken waarbij het mortuarium kosten in rekening brengt (voor zaken waar geen opdracht voor is gegeven) bij de uitvaartondernemer. Boelkens gaf zijn lidmaatschap van de BGNU zelfs op omdat de brancheorganisatie in zijn ogen niets doet aan dit probleem. Boelkens heeft de BGNU en de VMG (Vereniging van Mortuariumbeheerders in de Gezondheidszorg) opgeroepen om hun beleid aan te passen aan de uitspraak van de kantonrechter.
Boelkens verwacht dat ook consumenten een zaak tegen mortuariumbeheerders zullen winnen wanneer zij een factuur ontvangen voor zaken waar ze geen opdracht voor hebben gegeven. Boelkens is erg blij dat er nu eindelijk een uitspraak ligt van een rechter. De betrokken uitvaartverzorger heeft eerder al geprobeerd om een zaak voor de rechter te krijgen. Maar tot nu toe was er geen mortuariumbeheerder die de zaak wilde doorzetten naar de rechter. Boelkens wijst er verder op dat er in deze zaak geen beroep meer mogelijk is.