Week 17: 4028 mensen overleden
Sterfte in verpleeg- en verzorgingshuizen daalt vertraagd verder
vrijdag 1 mei 2020
De sterfte in verpleeg- en verzorgingshuizen is in week 17 (20 april tot en met 26 april) vertraagd verder gedaald. Het aantal overledenen in week 17 is nog steeds 65 procent hoger dan in een gemiddelde week in de eerste tien weken van 2020. Het aantal overledenen per week in verpleeg- en verzorgingshuizen was de afgelopen weken hoger dan gemiddeld voor deze periode, maar laat na week 15 een daling zien. Dat melden het CBS en het RIVM op basis van de voorlopige sterftecijfers per week.
De schattingen zijn gebaseerd op het aantal overlijdensberichten dat het CBS tot nu toe ontvangen heeft voor week 17 in combinatie met door het CBS verzamelde gegevens over bewoners van institutionele huishoudens, zoals verpleeg- en verzorgingshuizen, overige zorginstellingen en overige soort instellingen.
In 2020 overleden er tot en met week 10 (tot en met 8 maart) gemiddeld 752 mensen per week in verpleeg- en verzorgingshuizen. In week 17 overleden daar naar schatting ruim 1 200 bewoners.
Bij particuliere huishoudens steeg het aantal overledenen van gemiddeld 2 320 per week in de eerste tien weken van 2020 naar 3 500 in week 14. Daarna zette een daling in naar iets meer dan 2 500 in week 17. Door deze daling is het aantal overledenen in particuliere huishoudens nog ongeveer 20 procent hoger dan in een gemiddelde week in de eerste tien weken van 2020.
De hogere sterfte in verpleeg- en verzorgingshuizen volgde met enige vertraging op de coronacrisis in Nederland. Op 27 februari 2020 werd de eerste positief geteste patiënt gemeld in Nederland en op 6 maart het eerste sterfgeval door het nieuwe coronavirus (COVID-19). Op 11 maart heeft de Wereldgezondheidsorganisatie de COVID-19-uitbraak tot pandemie verklaard.
Sterfte in verpleeg- en verzorgingshuizen in alle leeftijdsgroepen gedaald
Vanaf week 13 is het aantal overledenen in verpleeg- en verzorgingshuizen sterk toegenomen. In week 15 was de sterfte onder 65- tot 80-jarigen circa 2,5 keer zo hoog en onder 80-plussers ruim 2 keer zo hoog in vergelijking met een gemiddelde week in de eerste tien weken van 2020. In week 16 is bij alle leeftijdsgroepen een daling ingezet die in week 17 vertraagd doorzet.
Het aantal overledenen in particuliere huishoudens is sinds week 14 in alle leeftijdsgroepen aan het dalen. Inmiddels is de sterfte in de leeftijdsgroep 0 tot 65 jaar vanaf week 16 nagenoeg gelijk aan het gemiddelde per week in de eerste tien weken van 2020. Bij de 65-plussers is de sterfte nog 20 procent hoger.
Hoogste sterfte in verpleeg- en verzorgingshuizen in GGD-regio IJsselland
In verschillende GGD-regio’s, onder meer in Hart voor Brabant en IJsselland nam het aantal overledenen in verpleeg- en verzorgingshuizen in week 16 weer verder af ten opzichte van de week ervoor. Echter, in GGD Hollands-Midden en GGD Rotterdam-Rijnmond, beide in West-Nederland, steeg het aantal overledenen in verpleeg- en verzorgingshuizen nog.
De sterfte onder mensen in particuliere huishoudens daalde in vrijwel alle GGD-regio’s maar in Flevoland is relatief een flinke stijging te zien.
Schatting sterfte in institutionele huishoudens
Het CBS krijgt dagelijks berichten over sterfte binnen uit de bevolkingsregisters van gemeenten. Als uitgangspunt van de schatting van het aantal overledenen in institutionele (waaronder verpleeg- en verzorgingshuizen) en particuliere huishoudens is informatie over de bevolking op 1 januari 2020 gebruikt. Deze informatie is gekoppeld aan de overledenen vanaf 1 januari 2020. Ook mensen die vanaf 1 januari 2020 in een instelling zijn komen wonen en daarna zijn overleden, zijn in deze schatting meegeteld bij de mensen in institutionele huishoudens.
Onderschatting sterfte bevolking in institutionele huishoudens
Niet alle mensen die feitelijk in bij voorbeeld een verpleeg- of verzorgingshuis verblijven staan ook als zodanig in de Basisregistratie Personen (BRP) geregistreerd. Mensen die de intentie hebben slechts kort (minder dan 4 maanden) in een zorginstelling te verblijven hoeven zich niet direct over te laten schrijven naar het adres van de zorginstelling. Voor mensen met een partner geldt dat zij niet verplicht zijn zich over te schrijven naar het adres van de zorginstelling. Een laatste factor die meespeelt is de tijd die verloopt tussen de feitelijke verhuizing naar een instelling en de opname van dit gegeven in de BRP. Alle drie factoren maken het aannemelijk dat de feitelijk sterfte in institutionele huishoudens hoger is, en die onder mensen in particuliere huishoudens navenant lager is, dan met de tot nu toe gebruikte methode getoond is.
Momenteel onderzoekt het CBS of met gecombineerde BRP-gegevens en gegevens afkomstig van het CAK een betere schatting gemaakt kan worden van het aantal overledenen dat zorg ontving: langdurige zorg in een Wlz-instelling, Wlz-zorg in de thuissituatie of beschermd wonen (Wmo). Deze gegevens over het zorggebruik worden door het CAK verzameld voor de berekening van de eigen bijdrage. Na een uitgebreide controle zullen de resultaten hiervan binnenkort bekend gemaakt worden.
Bron: CBS