Nieuwe column Mariska Overman-Bruntink: Van 'vechten tegen' naar 'vechten voor'
woensdag 14 juni 2017
Vorige week overleed Sandra Reemer aan de gevolgen van borstkanker. Ze was slechts 66 jaar jong. Ik zag online de meldingen voorbijkomen, met in verschillende stukken de vaak gebruikte termen als ‘de strijd verloren’ of ‘ze vocht tegen…’.
Strijdmetaforen zijn geliefd in de wereld van de kanker. We zeggen het zo gemakkelijk: wel vechten hé? Niet opgeven, blijf strijden!' Alsof iemand een legeruniform gaat aantrekken en ten strijde trekt. Ik ben, gelukkig, niet de eerste die moeite mee heeft met die terminologie.
De laatste maanden en misschien wel jaren gaan regelmatig geluiden op om voorzichtigheid te betrachten met die termen. Voor veel mensen voelt het als steeds vaker als iets negatiefs: als je de strijd verloren hebt, was je dan een loser? En kun je eigenlijk wel vechten als je ziek, zwak en misselijk boven de toiletpot hangt van de chemo? Is dat vechten? Of is dat afzien?
Kortom, het gebruik van de terminologie stemt niet onverdeeld blij.
Maar wat zeggen we dan wel? Is er een soort equivalent? En hoe zit het met de psychologische werking van de termen? Mensen willen toch ook graag het gevoel hebben dat ze ergens controle over hebben? In die zin is vechten juist een positieve term.
Het antwoord ligt misschien in de toevoeging. Je kunt tegen iets vechten, maar ook voor iets vechten. Tegen kanker vechten voelt als een heilloze onderneming als de kanker sterker blijkt te zijn. Dan resteert het gevoel iets verloren te hebben. Maar als je vóór iets vecht, kun je, zelfs als de ziekte ongeneeslijk blijkt, iets te vechten houden.
Je kunt namelijk vóór kwaliteit van leven vechten, voor liefdevolle relaties, voor goede zorg, voor goede en belangrijke gesprekken over laatste wensen, voor een einde zonder veel pijn, voor een goede plek om te sterven, kortom: voor heel veel.
Terwijl het ‘vechten tegen’ maar éen zaak behelst, namelijk de ziekte, behelst het ‘vechten voor’ een bijna oneindige lijst aan mogelijkheden.
Extra pluspunt is dat de terminologie deels behouden kan blijven, want kennelijk gebruikt men die woorden nog steeds graag. Deze weg zal eenvoudiger te bewandelen zijn dan een poging de terminologie uit de wereld te krijgen. En last but not least: het helpt hopelijk een andere veel gebruikte zin uit te roeien: ‘We kunnen niets meer voor u doen’. Want als we gaan vechten voor, zeggen we impliciet dat er absoluut nog van alles te doen valt. Tot de laatste snik.
Ik ben voor, en jij?