Nieuwe column Mariska Overman-Bruntink: Sociaal sterven
maandag 6 juni 2016
Praten over de dood. Het is niet zo eenvoudig. Ook niet op momenten dat het best handig kan zijn. Bijvoorbeeld als de dood wel heel dichtbij komt, door ziekte of ouderdom. In ons land hebben we een, zeg maar, westerse houding ten aanzien van die dood en alles eromheen. Daar praat je niet over, en het individu bepaalt hoe het gaat. De patiënt staat centraal, de patiënt bepaalt. Geen zin om te praten met je vrouw over je naderende einde? Oké, dan niet. Niet delen van angsten of andere emoties, want 'dat wil de ander liever niet'? Ook oké.
En dat vind ik nu net een beetje gek. Want een stervende, die persoon die na een korte- of lange periode van patiënt-zijn dood zal zijn, maakt deel uit (althans meestal) van een groter geheel. Er zijn vrienden, familie, een gezin. Er zijn mensen die van diegene houden. Die ondanks ups en downs die menselijke relaties nu eenmaal met zich meebrengen, enorm verdrietig zijn dat diegene dood gaat. En al dat centraal stellen van die ene persoon laat soms naasten met lege handen achter. Te weinig betrokken in het ziekteproces, aan de kant geschoven als het gaat om praten over een naderend einde. Geen recht op afscheid nemen zoals hij of zij dat graag zou willen. Want wie durft er daarom boos te zijn op iemand die doodgaat? Wie durft zijn zin door te drijven om wél te proberen nog dingen te zeggen die gezegd moeten/mogen worden? Als de stervende niet wil praten, gaat hij gewoon achteruitlopend het graf in. En de naaste kijkt toe. Om er vervolgens mee verder te moeten. Verder met onuitgesproken zaken, met soms zelf nare herinneringen aan de ziekteperiode ( los van de naarheid ervan an sich).
Die hele tendens van individualiteit in ziek zijn en sterven is een beetje doorgeslagen ontwikkeling na het jarenlange paternaliseren in de zorg, toen er vooral over het hoofd van de zieke heen gesproken en besloten werd. Laten we niet verder doorslaan. Laten we ook iets durven vragen van diegenen die doodgaan: denk ook aan je naasten. Zij moeten verder. Het ' ik ben daar nu eenmaal niet goed in', of ' ik vind dat een rotonderwerp', of ' ik wil het er niet over hebben', daar kwam je toch ook niet mee weg toen het ging over dat nieuwe bankstel, of de schoolkeuze van je kind? Waarom, bij zo'n emotionele en bepalende gebeurtenis als de dood, gooien we alle communicatiedeuren dan dicht? Je deelt jarenlang allerlei intimiteit met mensen. Je deelt elkaars toilet. Misschien deel je wel dingen die ik hier niet eens zou durven schrijven. Maar dat, dat ultieme ding, dat doe je lekker in je eentje?
Goed, ik stel het wellicht wat bout. Maar ik meen het wel als ik jou, de lezer, wil vragen: als je dood gaat, want dat ga je ooit, denk dan ook een beetje aan die mensen om je heen. Zij die verder gaan. Durf sociaal te sterven, zoals je als het goed is, ook sociaal leefde. Ik hoor teveel verhalen van rouwenden die rondlopen met pijn vanwege de onmogelijkheid tot praten met elkaar voor de ander stierf. Zij rouwen met een extra randje, een randje van 'hadden we maar'. Laten we met elkaar afspreken dat we dat onze naasten niet aandoen. Zodat ze als de tijd komt, mogen rouwen zonder extra randje.