Nieuwe column Mariska Overman-Bruntink: Praten over de dood, moet dat nou?
donderdag 28 januari 2016
Praten over de dood. Het is niet eenvoudig, klaarblijkelijk. Thuis op de zaterdagavond kijken we liever naar de televisie. Of we drinken een wijntje op een terras, als het mooi weer is. Genieten van het leven, dat vinden we belangrijk. Praten over de dood, bah, daar word je triest van, doe maar niet.
Maar stel nou eens, gewoon hypothetisch, dat je wél zou praten over de dood? En dan bedoel ik niet als iemand ernstig ziek is geworden, of als je oma dood gaat en je met 10 van haar overgebleven oude familieleden en vrienden op haar uitvaart praat over hoe lief ze was. Ik bedoel ook niet dat moment waarop je door een verzekeraar gebeld wordt die jou vertelt dat je uitvaartverzekering niet meer voldoet aan de eisen van de huidige tijd, want een beetje uitvaart kost toch gauw 8000 euro, mevrouw. En ik bedoel ook niet dat moment als je jouw hond na 13 jaren uit zijn lijden verlost bij de dierenarts.
Ik bedoel zomaar, zonder reden, gewoon omdat het kan. Ja, het is even door de zure appel heen bijten. Even schrikken. Praten over de dood valt voor de meesten in de fff categorie: flight, freeze or fight. Dat moet je even onderdrukken dan. Zoals je die reactie ook onderdrukt als je als je hoort dat je weer naar de tandarts moet. Omdat je weet dat het uiteindelijk goed voor je is.
Weet je, zo is het met praten over de dood ook. Uiteindelijk is het goed voor je. Goed, omdat het je bewust(er) maakt van het feit dat je níet dood bent. Soms zegt men, de dood gaat over het leven. Dat is niet waar. De dood gaat over de dood, en dat is ook wel zo overzichtelijk. Maar die dood kan wel helpen dat leven dat ervoor zit, bewuster te beleven. Het helpt je realiseren dat die zaterdagavond voor de televisie misschien wel meer waardevol is dan je dacht. Of juist niet. En dat die oma die dood is, er altijd voor je was, bijvoorbeeld als je met een kapotte knie terugkwam van het spelen. Of juist niet. En dat die hond die zo ziek was dat ze dood moest, je maatje was, ook als je jezelf vreselijk voelde. Of juist niet.
Het doet er niet zoveel toe wat het resultaat is van die bewustwording, het doet ertoe dat die bewustwording überhaupt ontstaat. Het helpt je in het hier en nu te zijn, en dat is prettig, want hier en nu is alles wat je hebt. Het is eeuwig zonde als de enige hier en nu ervaring die je ooit zult hebben dat moment waarop je doodgaat is, en je je realiseert dat er nooit, of veel te weinig, een hier en nu was. Ik vind dat zonde. En zonde betekent niet fout, maar zonde betekent gemiste kans.
Dat genieten wat we zo graag doen, dat beleef je intenser als je het vanuit het hier en nu doet. Genieten is dubbel zo leuk dan. Weten dat het ooit op houdt, en best snel ook, want zeg nou zelf, 80 jaar is voorbij in een vloek en een zucht als je niet oppast, helpt het hier en nu beleven. En het helpt ook nog eens met keuzes maken. Als je beseft dat je nu, ik noem maar wat, 40 bent, en je bedenkt hoeveel zomers je nog resten (er even van uitgaand dat je oud wordt), dan is dat niet zo ontzettend veel. Die pak ‘m beet 30 á 40 zomers wil je graag écht goed meepakken, toch? En als je bedenkt dat je dus, in het beste geval (!) nog maar zo weinig jaren hebt, dan maak je sneller keuzes die je kwaliteit van leven ten goede komen. Ik bedoel overigens niet dat alles dus alleen maar leuk moet zijn. Ook van de slechte momenten in het leven is het zinvol om ze bewust mee te maken. Dat helpt in het omgaan met de bijhorende emoties, en het helpt in het je realiseren wat er nog wél mooi is in je leven, en hoe dat vooral vast te houden.
Kortom, praten over de dood is zo gek nog niet.