In 2020 kreeg een recordaantal onbekende doden een naam
maandag 28 december 2020
Een onbekende dode man die jaren geleden in zee is aangetroffen. Stoffelijke resten die naar boven komen bij het uitbaggeren van een sloot. Of een slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog dat zonder naam is begraven. Steeds meer onbekende doden krijgen hun naam terug door de inzet van de politie, defensie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het gaat onder meer om doden van wie het jarenlang onmogelijk leek om de identiteit te achterhalen. Doorontwikkelde DNA-technieken maken steeds meer mogelijk.
Afgelopen jaar werd door onderzoek van de politie, de bergings- en identificatiedienst van de koninklijke landmacht (BIDKL) en het NFI bij ruim 100 onbekende doden door DNA-onderzoek een identiteit vastgesteld. De nabestaanden van deze mensen kregen zo duidelijkheid over het lot van hun dierbaren.
Het gaat voor een deel om recent overleden personen, maar het afgelopen jaar is met name een toename te zien in het vaststellen van de identiteit van doden waarvan lange tijd onbekend was wie zij waren. Dit komt doordat DNA-technieken meer mogelijkheden bieden én omdat er nationale en internationale databanken zijn opgesteld en gevuld, zodat er meer kans is op een eventuele ‘match’ tussen DNA van een onbekende overledene en DNA in een databank.
Technische ontwikkelingen
Onbekende doden kunnen onder meer op basis van vingerafdrukken of gebitsgegevens geïdentificeerd worden. Als dat niet mogelijk is, heeft het NFI specialistische kennis en expertise in huis om dat met hulp van DNA-technieken te doen. Het NFI kan een DNA-profiel opstellen uit botresten, bloed, spierweefsel of tanden, om vervolgens te kijken of dat met DNA-profielen van vermiste personen een match oplevert. Door de steeds gevoeligere technieken waar het NFI mee werkt, is steeds meer mogelijk. Samen met de politie en de BIDKL, kijkt het NFI regelmatig opnieuw naar oude zaken waarbij het in het verleden niet lukte om een DNA-profiel uit lichaamsmateriaal te verkrijgen. Daarnaast wordt er de afgelopen jaren door zowel politie als BIDKL ingezet om nabestaanden te informeren over de mogelijkheid DNA materiaal af te staan indien er een familielid vermist is. Dit is belangrijk om uiteindelijk de koppeling te kunnen maken tussen onbekende dode en vermiste persoon.
Identificaties in spoedprocedures
Bij recent aangetroffen onbekende doden kan het vermoeden van een misdrijf bestaan, maar dat hoeft zeker niet. Het kan juist ook gaan om een ongeval, een natuurlijk overlijden of zelfdoding. Bij recent aangetroffen doden is in de meeste gevallen al een vermoeden van identiteit omdat het lichaam bijvoorbeeld in een woning gevonden is. Indien het lichaam niet meer door nabestaanden, of op basis van vingerafdrukken of gebitsgegevens is te identificeren, kan het NFI in de meeste gevallen binnen een week een DNA-profiel opstellen. In 2020 had het NFI circa 70 DNA-spoedidentificaties.
Doden die al heel lang onbekend zijn
Afgelopen jaar hebben ook tientallen al wat langer geleden overleden doden alsnog een naam gekregen. Het kan zijn dat het DNA-profiel van de overleden persoon al enige tijd in de DNA-databank van vermiste personen zat. Zoals het DNA van een onbekende dode op de begraafplaats van Terschelling, die tientallen jaren geleden uit zee werd gehaald. Of het betreft een persoon die al langer begraven ligt van wie pas onlangs DNA-materiaal is veilig gesteld. Zoals bijvoorbeeld van personen die liggen begraven op de begraafplaats ‘het Nationaal Ereveld Loenen’. In veel gevallen leidt onderzoek van de beschikbare, vaak summiere, achtergrondinformatie over het onbekende slachtoffer, tot een vermoeden van diens identiteit. Indien de opgespoorde familie wil meewerken en DNA afstaat, kan er zo een DNA “match” tot stand komen. Dit jaar had het NFI maandelijks wel één of twee identificaties. In totaal waren het er 20. Dat is een verdubbeling van het aantal het jaar ervoor, want toen waren het er 10.
Andere routes voor identificatie
Naast de bovenstaande identificaties waarbij de start van het DNA-onderzoek al een vermoeden bestond van identiteit, nam ook het aantal identificaties van andere algeheel onbekende doden toe. Het gaat dan om zaken waarbij een onbekende dode wordt aangetroffen waarvan men geen idee heeft wie het kan zijn. Zoals bijvoorbeeld een aangetroffen lichaam in het water of Tweede Wereldoorlog slachtoffer. Er wordt dan een DNA-profiel vervaardigd en via een van de beschikbare DNA-databanken wordt de link gelegd met een vermiste persoon. Op deze wijze hebben circa 10 onbekende doden afgelopen jaar door een match met één van de DNA-databanken een naam gekregen. Dat is een verdubbeling van de circa 5 van dergelijke identificaties vorig jaar.
Vergelijking met DNA-databanken
Een DNA-profiel van de overledene alleen is niet genoeg voor een identificatie. Daarvoor is vergelijkingsmateriaal nodig. Bijvoorbeeld uit de Nederlandse DNA-databank voor vermiste personen die sinds 2007 bestaat. In die databank zitten DNA-profielen van personen die door familieleden ooit als vermist zijn opgegeven. Zo’n profiel in de databank wordt gemaakt aan de hand van persoonlijke gebruiksvoorwerpen van vermiste personen zoals een tandenborstel of melktanden, die door nabestaanden worden ingeleverd. In deze databank zitten verder DNA-profielen van de familieleden van vermiste personen die een (indirecte) match kunnen opleveren.
Wanneer uit de DNA-databank vermiste personen geen match komt, laat het NFI het DNA-profiel van de onbekende dode opnemen in de databank van Interpol in Frankrijk. Daarin kunnen landen uit de gehele wereld de DNA-profielen van onbekende doden, vermiste personen of van sporen laten opnemen, in de hoop dat daar een match uitkomt.
Als ook dit niks oplevert, kan de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken –waarin DNA zit van veroordeelden, verdachten en slachtoffers- nog kansen bieden. Als er geen vermoeden is van een misdrijf, staat de wet het toe om het DNA-profiel van de onbekende dode eenmalig één op één te vergelijken in de databank voor strafzaken met de DNA-profielen van verdachten en veroordeelden. Als er wel een vermoeden bestaat van misdrijf, dan kan het NFI het DNA-profiel van de onbekende dode permanent opnemen in de strafzakendatabank.
Nieuwe pogingen
Bij de start van de DNA-databank vermiste personen in 2007, gebeurde het regelmatig dat de verwantschapsdeskundige aan het einde van de rit geen match had. Het jaar 2020 laat zien dat alle inspanningen en technische ontwikkelingen uiteindelijk wel wat opleveren. Ook volgend jaar bekijkt het met het NFI met de politie en de BIDKL of er in een aantal andere oudere zaken identificatie mogelijk is met de nieuwe technieken.
Oproep aan mogelijke nabestaanden
Bent u een verwant van een vermiste, dan is afstaan van DNA van groot belang, ook als de vermissing al jaren geleden is. Hebt u vragen en/of wilt u DNA afstaan, mail dan naar coldcase@politie.nl
Bent u een mogelijke nabestaande van een oorlogsslachtoffer die nog niet geïdentificeerd is? Dan kunt u zich melden door een formulier op www.defensie.nl/onderwerpen/berging-en-identificatie-oorlogsslachtoffers/de-onbekenden-van-loenen in te vullen en als bijlage via e-mail te sturen naar bidkl@mindef.nl. Gebruik als onderwerp in uw mail ‘Mogelijke nabestaande onbekenden van Loenen’. Specialisten van de BIDKL kijken of u voor DNA-afname in aanmerking komt. De BIDKL houdt u op de hoogte van het eventuele verdere verloop van het onderzoek.