Uitvoeren van legaten
29 augustus 2013
Vraag nummer: 35454
Geachte heer,
De situatie is als volgt:
De langstlevende (moeder) is in 2013 overleden.
Bij afwikkeling van de erfenis kwam naar voren dat in haar testament geldlegaten zijn opgenomen aan 4 kleinkinderen.
Het overige van de erfenis dient te worden verdeeld over de 2 kinderen van de moeder waarbij de verdeling moet geschieden volgens het aantal kleinkinderen per kind.
Kind 1 krijgt ¼ deel (heeft 1 kind)
Kind 2 krijgt ¾ deel (heeft 3 kinderen)
Uit de akten van wilsbeschikking van haar overleden echtgenoot (in 1995)blijkt er destijds sprake was van een langstlevende testament van haar man. Ook de daaruit voortvloeiende verplichtingen waren duidelijk zoals:
1. De wijze van (over)bedeling van de boedel
2. De schulderkenning van de zuivere erfdelen verminderd met successierechten
3. De rente vergoeding over de niet uitbetaalde erfdelen
4. De legaten aan de kleinkinderen
In de verklaring van erfrecht na het overlijden van de vader staat duidelijk dat het testament ingeschreven stond bij het Centraal Testament Register.
In dezelfde verklaring van erfrecht is duidelijk te lezen dat de verdeling van de erfenis als volgt diende te worden gedaan: ‘ouderlijke boedelverdeling volgens art. 1167 en volgende boek 4 v/h burgerlijk wetboek’
M.a.w. de moeder kreeg de helft toebedeeld van alles omdat ze in algehele gemeenschap van goederen was getrouwd. En de kinderen ieder 1/3 van de andere helft.
De aangifte successierecht in 1995 was geheel duidelijk en daaruit blijkt het nominale kindsdeel van de 2 kinderen en dat daarover door de moeder successierecht is afgedragen.
Eén van de erfgenamen heeft er op gewezen dat de schulderkenning van de zuivere erfdelen(verminderd met successierechten) en de rentevergoeding daarover nooit is uitbetaald.
Dit klopt en de kinderen van vader hebben nooit geld gehad en/of geschonken gekregen uit de erfenis van hun vader. Hun vordering bestaat dus nog.
Over de rente en de bedingingen daarover in het testament kan specifiek gezegd worden:
1. Er moest een rente vergoed worden van 2 punten boven het promesse disconto per 1 januari van ieder kalender jaar.
2. Er was sprake van een enkelvoudige rente.
3. Over vervallen rente die nog niets was uitgekeerd is geen rente verschuldigd
4. De rente is pas opeisbaar na het overlijden van de langstlevende echtgenoot.
Globaal berekend is het bedrag aan kindsdelen (inclusief de rentevergoeding over de periode 1995 t/m 2013) vermoedelijk gelijk of iets lager dan de waarde van de erfenis van de moeder.
Ik heb de volgende vragen:
A. Hebben de geldlegaten aan de kleinkinderen, die zowel in de testamenten van de vader alsmede de moeder waren opgenomen, ‘voorrang’ op elke bedeling en moeten deze eerst worden uitbetaald?
B. In hoeverre dient het testament van vader (met de vorderingen van de kinderen) opgevolgd te worden? Is het testament van de moeder überhaupt nog van waarde nu blijkt dat er nog vorderingen zijn uit het testament van de vader.
C. Is de rente die volgens het testament moet worden vergoed onderhevig aan erfbelasting of behoort deze tot de kindsdelen waarover destijds successierechten zijn afgedragen?
D. Is er een bepaalde methode om de rente te berekenen? Volgens mij heeft de moeder een fictief vruchtgebruik gehad over de overbedelingsvordering. Er is dan toch een inflatiecorrectie nodig?
Graag verneem ik van u.
Met vriendelijke groet,
Antwoord:
Geachte heer/mevrouw,
Lageten zijn schulden van de nalatenschap. De vorderingen van de kinderen van de eerst overledene zijn ook schulden van de nalatenschap. Wat er dan nog overblijft wordt verdeeld.
De vorderingen worden opgeeist bij de erfgenamen van de langstlevende. Wie dat zijn bepaalt dus in beginsel het testament van de langstlevende.
De rente op de vorderingen zijn in beginsel van invloed geweest op de hoogte van de erfbelasting bij overlijden van de eerste ouder. Hoe hoger de rente, hoe meer de vordering in beginsel waard was, dus hoe hoger de erfbelasting toen.
Het testament bepaalt doorgaans de hoogte van de rente. Het fictief vruchtgebruik, zorgt ervoor dat kortgzegd de verkrijging van de langstlevende wordt verhoogd en die van de kinderen wordt verlaagd en dat is in beginsel gunstig voor de erfbelasting (bij overlijden van de eerste ouder).