Milieuaspecten van de uitvaart
Marjon Weijzen | Het Uitvaartwezen | 2005
Als het om milieuaspecten van de uitvaart gaat, denkt menig uitvaartondernemer aan ecokisten en natuurbegraafplaatsen. Maar er is meer. Recent onderzoek wijst uit dat de keuze van de kist slechts een fractie vormt van de milieubelasting van een uitvaart. Veel ingrijpender is de methode van lijkbezorging. Maar de grootste aanslag op het milieu doet de rouwstoet.
Onlangs deed de faculteit Industrieel Ontwerpen van de TU Delft onderzoek naar de milieuaspecten van de uitvaart. Onderzoekers Han Remmerswaal en Luc van de Heuvel verrichtten een zogenoemde levenscyclusanalyse van de uitvaart. Daarbij werden de milieuaspecten van alle stappen in het proces van de uitvaart onderzocht en volgens de methode ‘Eco-indicator 99’ gewogen en opgeteld. In totaal ‘kost’ een uitvaart zo’n twintig milieupunten. Het gedeelte van overlijden tot en met de uitvaartplechtigheid is goed voor 16,5 milieupunten. De methode van lijkbezorging voegt daar nog ruim 4,5 punt aan toe.
Begraven of cremeren?
De belangrijkste milieueffecten bij een uitvaart zijn: energieverbruik, ruimtebeslag en uitstoot van schadelijke stoffen. Wat betreft de schadelijke stoffen gaat het met name om kwikverbindingen en andere metalen. Ook dioxines en ziektekiemen¹ spelen een rol. Al deze stoffen komen uiteindelijk in het milieu terecht: bij begraven komen ze in de bodem en het grondwater. Bij crematie komen schadelijke stoffen terecht in de as en in de lucht. Bij vriesdrogen en hydrolyse – twee methoden van lijkbezorging die nu nog onderzocht worden op hun toepasbaarheid – kunnen metalen na de verwerking verwijderd en gerecycled worden. Deze methodes worden wel gepresenteerd als milieuvriendelijk. Maar ‘schoon’ of ‘schoner’ zou een betere kwalificatie zijn.²
Het is niet eenvoudig om de milieuaspecten van begraven en cremeren tegen elkaar af te wegen. Bij begraven speelt ruimtebeslag een belangrijke rol (goed voor 2,7 milieupunten). Bij cremeren is het energieverbruik de belangrijkste milieufactor. Een gemiddelde crematie kost tussen de 5 en de 25 kubieke meter gas. Ter vergelijking: met deze hoeveelheid verwarmt de gemiddelde Nederlander vijf tot zes dagen het huis. In de levenscyclusanalyse komen begraven en cremeren ongeveer gelijk uit (4,8 om 4,7). In een individueel geval kan dat best anders uitpakken. In een drukbevolkt gebied of het in het geval van een hoge grondwaterstand zal de factor ruimtegebrek zwaarder tellen dan elders, en in een kwetsbaar waterwingebied moet de mogelijke vervuiling van het grondwater veel strenger beoordeeld worden dan buiten dat gebied. Cremeren zal in dat geval beter voor het milieu zijn dan begraven. Een crematorium met moderne ovens zal beter scoren dan een crematorium met oudere ovens omdat de eerste milieuvriendelijker zijn. Nieuwe ovens moeten aan strengere milieueisen voldoen.
Opbaren
De kleding en het schoeisel van de overledene leveren 2,5 milieupunten in de Eco-indicator 99 op. Remmerswaal en Van de Heuvel rekenen in hun onderzoek 720 gram polyester en 480 gram natuurlijke materialen voor de kleding, en 0,36 m² leer voor de schoenen.
Het is het beste voor het milieu om natuurlijke stoffen te gebruiken en schoenen achterwege te laten. Ook zou het vanuit milieu-opzicht een enorme verbetering zijn wanneer er geen panty’s en plastic onderleggers gebruikt zouden worden. Deze materialen verteren niet en belemmeren het verteringsproces van het lichaam.
Dan het koelen. Remmerswaal en Van de Heuvel gaan uit van vijf dagen koelen. Hiervoor rekenen ze 90 Watt, het vermogen van de koelapparatuur in een mortuarium. Dit correspondeert met 0,4 milieupunten. Een bedkoeling bij een thuisopbaring kost ongeveer 30 kJ aan stroom. Dat is drie keer zoveel, maar nog steeds niet schrikbarend: het is vergelijkbaar met wat een wasmachine of een vrieskist in een maand gebruikt.³
In een kist?
De kist levert slechts 1 milieupunt op. Dat er desondanks veel aandacht is voor milieuvriendelijkere kisten is logisch. Het is immers helemaal niet nodig om het milieu te belasten met een kist, waar het gaat om het ‘bezorgen’ van een overledene. Er zijn veel milieuvriendelijkere varianten denkbaar en enkele zijn ook al leverbaar. Hergebruikkisten met een eenvoudige kartonnen binnenkist bijvoorbeeld. Of een kist gemaakt van vlas of vilt. Ook kan het lichaam worden gewikkeld in een biologisch katoenen of linnen doek. Toch wil het in Nederland nog niet erg doorbreken met de milieuvriendelijkere varianten. Wie echter kiest voor een ‘normale’ kist maar vóór het begraven de messing handvaten verwijdert (zoals dat ook bij cremeren gebeurt), spaart ook het milieu. Datzelfde geldt voor het gebruiken van houten handvaten. Wie kiest voor een katoenen bekleding in plaats van een synthetische levert eveneens een positieve bijdrage, al is het een kleine.
Buiten beschouwing
In de levenscyclusanalyse is het rouwdrukwerk buiten beschouwing gelaten. Ook de bloemen en de consumpties bij de persoonlijke condoleance zijn er niet in meegenomen. Dat is jammer, want op dit punt valt veel en gemakkelijk milieuwinst te boeken. Een eenvoudige keuze om het milieu te sparen is om bij het rouwdrukwerk gerecycled papier te gebruiken. Door te kiezen voor bloemen waarvoor weinig of geen bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt, wordt ook milieuwinst geboekt. Een andere factor van belang bij de bloemen is het energieverbruik van de teelt (in verwarmde en verlichte kassen) en het transport van bloemen (vaak worden ze van ver ingevlogen). Bloemen van het seizoen zijn daarom uit milieuoogpunt aan te raden, want meestal kosten die minder energie en bestrijdingsmiddelen. Bloemen uit eigen tuin zijn uit milieuoogpunt het mooist.
Ook bij de consumpties die tijdens de condoleancebijeenkomst worden aangeboden kan rekening worden gehouden met het milieu. Bijvoorbeeld door zoiets eenvoudigs als koffie met een EKO-keurmerk te schenken.
Vervoer
Opvallend is dat bij milieuaspecten van het vervoer op de dag van de uitvaart vaak uitsluitend gedacht wordt aan het vervoer van de overledene. Er zijn veel alternatieven voor de traditionele rouwauto: de bakfiets, de koets of de ‘benenwagen’. Het totaal aantal autokilometers op de dag van de uitvaart is echter veel bepalender voor de milieubelasting dan de keuze van het vervoermiddel voor de overledene. Remmerswaal en Van de Heuvel constateren dat de rouwstoet het grootste aandeel in de milieubelasting vormt vanwege het aantal auto’s dat daarin meerijdt. Deze veroorzaakt 12,6 milieupunten. Zij gaan in hun analyse uit van een uitvaartplechtigheid waaraan honderd personen deelnemen, die merendeels hun eigen auto gebruiken en met elkaar op de dag van de uitvaart 600 kilometer rijden. De belangrijkste milieuaspecten van die rouwstoet zijn: energieverbruik en uitlaatgassen (met name Nox-uitstoot).
Het totaal aan autokilometers kan eenvoudig worden beperkt als de afscheidsplechtigheid, de begrafenis of crematie, en de condoleance op loopafstand van elkaar zijn. Of door te kiezen voor locaties die goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. Een begraving op de begraafplaats naast de kerk is dus beter voor het milieu dan een begrafenis waarvoor (na de afscheidsdienst) nog een heel eind gereden wordt. En hoe meer mensen er (met de auto) komen, hoe meer het milieu belast wordt.
Grafmonument
En dan nog het herdenkingsmonument op het graf. Goed voor 1,9 milieupunten. Vaak kiest men voor natuurstenen grafmonumenten. Anders dan de naam doet vermoeden is natuursteen behoorlijk milieubelastend. Dit komt door de winning ervan. Natuursteen wordt in steengroeven uit de rotsen gezaagd en dat gaat dikwijls met een behoorlijke landschapsaantasting gepaard. Ook kost het heel wat energie, net als het transport van het natuursteen. Een interessante optie is het hergebruiken van bestaande grafmonumenten. Vroeger werden de stenen hergebruikt in stoepen en drempels. Dat wordt tegenwoordig niet piëteitsvol gevonden. De grafmonumenten laten verdwijnen in een vergruizer om vervolgens in de wegenbouw te worden hergebruikt, is dat kennelijk wel. Het kan echter ook anders. Kunstenares Helianne van Andel bijvoorbeeld hergebruikt grafstenen voor nieuwe grafstenen.
Maar ook andere milieuvriendelijke materialen bieden interessante mogelijkheden voor grafmonumenten: gerecycled beton, glas, plastic, en vele steen- en houtsoorten. Vanuit milieuoogpunt verdient het de voorkeur te kiezen voor materialen met een levensduur die overeenstemt met de te verwachten levensduur van het graf. In dat geval is er namelijk nauwelijks of geen afval.
De uitvaart belast, net als alle handelingen, het milieu. Maar groot is die milieubelasting niet. Het meest milieubelastende aspect is, anders dan gedacht, het vervoer op de dag van de uitvaart. Het zou interessant zijn als dat aspect nog eens nader werd onderzocht.
Noten
¹ Ziekteverwekkers als tbc en Jacob-Creuzfeldt zijn heel persistent en kunnen theoretisch ver na het verstrijken van de wettige termijn van grafrust voor gezondheidsproblemen zorgen. In de levenscyclusanalyse zijn ze niet meegenomen. Remmerswaal: “Je weet van geen enkel mens wat voor ziektekiemen hij/zij draagt en wat de persistentie daarvan is. Omdat het ook geen erkende en substantiële risicofactor is, hebben we ziektekiemen in onze analyse buiten beschouwing gelaten.” ² Zie ook het artikel ‘vriesdrogen scoort het slechtst’ in Het Uitvaartwezen april 2005. ³ Een ontwikkeling die koelen overbodig maakt is thanatopraxie. Een techniek waarbij een conserveringsvloeistof in de aderen gespoten wordt waardoor de ontbinding van het lichaam wordt uitgesteld. De milieu-effecten zijn nog niet goed te overzien.
Print deze pagina