Interpretatie artikel 17 Wlb
13 december 2004
Vraag nummer: 3543 (oude nummer: 5163)
Geachte heer,
als uitvaartverzorger merk ik dat gemeenten art. 17 (buiten termijn bezorgen) verschillend interpreteren. De ene gemeente zegt: we doen niet aan geneeskundige horen of een schriftelijk verzoek met de reden van uitstel: als u de aangifte doet en wilt later dan de 5e dag begraven dan zult u daar wel een reden voor hebben. Een andere gemeente zegt: als je op de 6e dag wilt begraven/cremeren heb ik niets nodig, pas bij de zevende dag na overlijden wil ik een geneeskundige horen (in de praktijk: zorgt de ondernemer voor een verklaring van de arts). Lijkt mij een duidelijke richtlijn voor de gemeenten niet wenselijk ?
Welke burgemeester is bevoegd: de meeste gemeenten redeneren: de wet zegt welke ambtenaar burg. stand (in BW) bevoegd is opmaken akte overlijden en tot afgifte verlof, (Wlb) nl plaats overlijden) dus is ook de burgemeester van die gemeente bevoegd om uitstel te verlenen (lijk heeft zich in die gemeente bevonden) Een andere gemeente redeneert: overledene hier in verpleeghuis overleden, gaat naar andere gemeente naar de rouwkamers, dus wij geven verlof af, burgemeester van de andere gemeente neemt besluit over uitstel.
In de praktijk ga ik geen uitstel meer vragen: verlof is verlof.
Wat is rechtens juist.
Antwoord:
Geachte heer,
Het komt wel vaker voor dat gemeenten (maar ook particulieren en bedrijven) wetsbepalingen verschillende interpreteren. Relevante vragen zijn dan: "Wat is juist?" en soms ook "Als een ander het fout doet, hoe zorg ik dan dat ik er niet de dupe van word?".
Ik kijk eerst eens naar artikel 17 Wet op de lijkbezorging. Het gaat om lid 1: "Na een arts te hebben gehoord kan de burgemeester der gemeente, waar het lijk zich bevindt, voor de begraving of verbranding daarvan een andere termijn stellen. Begraving of verbranding binnen 36 uur na het overlijden staat hij echter niet toe dan in overeenstemming met de officier van justitie."
Als u verlof vraagt en de gemeente zegt dat ze geen geneeskundige wil horen, is dat haar verantwoordelijkheid. Het is wettelijk voorschrift, maar als de gemeente het niet doet, betekent het niet dat het verleende verlof ongeldig is.
Als de gemeente die de 6e dag niets wil hebben, met de zesde dag begint te tellen op de dag van het overlijden, is het goed. Wettelijk voorschrift is dat uiterlijk de 5e dag nà die van het overlijden de lijkbezorging plaatsvindt. Dat is inclusief de dag van overlijden de 6e dag. Als deze gemeente geen verlof nodig vindt als het gaat om de 6e dag nà die van het overlijden, dan zou ik als ik u was er toch altijd eentje schriftelijk vragen, dan wel deze handelwijze in een brief laten vastleggen. Want zonder verlof ben je als uitvaartverzorger strafbaar bezig, en ik zou mij als ik die uitvaartverzorger was, indekken dat het dan niet aan mij ligt.
In de praktijk komt het inderdaad erg vaak voor dat de uitvaartondernemer voor een verklaring van een arts zorgt. Eigenlijk is dat niet de juiste gang van zaken. De gemeente moet zélf een (zelf aangezochte) arts om advies vragen. Er staat immers in de wet dat de burgemeester een arts moet horen. Niet dat de aanvrager van het verlof een verklaring moet overleggen. Maar ik schat in dat er geen enkele gemeente is die zelf een arts benadert. Wat dus eigenlijk wel de bedoeling is.
Artikel 17 zegt dat het verlof dient te worden verleent door de burgemeester waar het lijk zich bevindt. Dat is dus op het moment dat de aanvraag voor verlof gedaan is. Dat is dus niet de gemeente van overlijden en niet de gemeente waar het lijk wordt bezorgd, maar daar waar het lijk tussentijds is.
U vraagt of een duidelijke richtlijn voor gemeenten wenselijk is. Wel, mij lijkt de wet duidelijk genoeg, maar velen lezen niet goed of willen niet goed lezen. Als er een richtlijn zou zijn, zou die waarschijnlijk hetzelfde overkomen: men leest hem niet of men leest hem half of is te gemakszuchtig om het zo te doen zoals het moet.
De wetsttekst lijkt mij duidelijk genoeg, evenals de toelichting in mijn Handboek Wet op de lijkbezorging.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten