Arbeidstijdenbesluit 1997
7 augustus 2002
Vraag nummer: 885 (oude nummer: 1210)
Indien een uitvaartleider naast de 5 daagse werkweek, weekenddienst draait, moet er voor de zaterdag 1 dag of 2 dagen gecompenseerd worden.
Idem voor de zondag? Kortom: zaterdag en zondag beschikbaar, zonder 1 regeling: geen compensatie in tijd. Zaterdag 1 of meer regeling(en) en daarna 1 of 2 dagen vrij?
Dient men daarnaast de verrichtte diensten ook nog financieel te vergoeden.
Arbeidstijdenbesluit 13 oktober in Staatsblad voor ons althans niet duidelijk. B.v. 7 dagen werken, 36 uur vrij. Dit betekent op maandagmorgen vanaf 8.30 uur vrij tot dinsdagavond 20.30 uur en daarna in principe weer beschikbaar voor avonddienst?
Antwoord:
Geachte heer of mevrouw,
Op uw vraag over de toepassing of interpretatie van het Arbeidstijdenbesluit van 13 oktober 1997 weet ik eerlijk gezegd geen antwoord. Het heeft op zich ook niets met het onderwerp van deze rubriek - vragen over lijkbezorging - van doen, maar valt binnen de sferen van het arbeidsrecht. Dat is een heel aparte tak van sport.
Om u toch niet helemaal met lege handen naar huis te sturen, heb ik uw vraag vandaag doorgespeeld aan mw.mr. E.J. Kronenburg-Willems, auteur van diverse boeken en geschriften op het terrein van het arbeidsrecht. Zij was zeer hulpvaardig (als altijd), maar zei niet met zekerheid het juiste antwoord te kunnen geven. (Goede juristen zijn zeer voorzichtig, als ze het niet precies weten of meer gegevens nodig hebben). Wel vertelde ze me het volgende.
In het arbeids(omstandigheden)recht kunnen zelden antwoorden uit de mouw worden geschud, zeker niet op het behoorlijk ingewikkelde terrein van de arbeids- en rusttijden, dat twee regelingen kent, de 'standaardregeling' en de 'overlegregeling'. Een afgerond antwoord is daarom niet zo één twee drie te geven. Maar misschien wel voldoende informatie om dit te combineren met uw eigen branchekennis en daardoor zelf tot een antwoord te komen.
Mw. Kronenburg vroeg of er een CAO van toepassing is. Is die er niet, dan kunnen werkgever en werknemers (Ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging) binnen de grenzen van de overlegregeling hun gang gaan. Is er wel een CAO, dan wordt de zaak iets ingewikkelder.
Over uitvaartleiders is in het Arbeidstijdenbesluit bij de wijziging van 13 oktober 1997 het volgende opgenomen:
"5.17. Uitvaartverzorging
Toepasselijkheid van de paragraaf
Artikel 5.17:1
Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht door werknemers van 18 jaar of ouder, die in hun hoedanigheid van uitvaartverzorger onderscheidenlijk uitvaartleider, alle werkzaamheden in samenhang met een uitvaart organiseren.
Wekelijkse onafgebroken rusttijd
Artikel 5.17:2
1. Uitsluitend bij collectieve regeling kan met inachtneming van het tweede lid, van artikel 5:3, tweede lid, van de wet worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van artikel 5:3, tweede lid, van de wet is nietig.
2. De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, welke rusttijd ten hoogste 18 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken mag worden vervangen door een onafgebroken rusttijd van ten minste 96 uren in een aaneengesloten tijdruimte van 14 maal 24 uren.
3. De in het tweede lid bedoelde tijdruimte vangt aan op het eerste tijdstip van de dag, waarop de werknemer arbeid verricht."
In de toelichting bij het wijzigingsbesluit staat over deze paragraaf het volgende:
"Paragraaf 5.17 (nieuw)
In de uitvaartbranche zijn een groot aantal personen werkzaam niet alleen in zeer verschillende functies, maar ook in sterk verschillende ondernemingsvormen.
Voor de meeste functies in deze branche biedt de wet voldoende mogelijkheden.
De grootste onregelmatigheid in arbeids-en rusttijden geldt voor een specifieke groep werknemers, namelijk de uitvaartverzorgers/uitvaartleiders. Deze werknemers zijn belast met de regeling en verzorging van uitvaarten. Bij melding van een sterfgeval is het de uitvaartverzorger/uitvaartleider die met de nabestaanden in contact treedt om de uitvaart te organiseren. Daarbij moet rekening worden gehouden met het in de Wet op de lijkbezorging neergelegde gegeven dat de uitvaart binnen 5 dagen na de dag van overlijden moet plaatsvinden. De nabestaanden geven er sterk de voorkeur aan dat zij van de betreffende organisatie slechts met één persoon contact hebben, die dan ook tevens als vraagbaak voor de nabestaanden fungeert. Deze wens van de nabestaanden is zeer begrijpelijk en in het verlengde daarvan is het ook begrijpelijk dat de ondernemingen in de uitvaartverzorging aan deze wensen zoveel mogelijk proberen te voldoen.
Hoewel de meeste werkzaamheden plaatsvinden van maandag t/m vrijdag of op zaterdag, moeten er ook weekenddiensten gedraaid worden, om bij sterfgevallen in het weekend als contactpersoon voor de nabestaanden op te kunnen treden.
Het is in de bedoelde branche gebruikelijk dat een werknemer die de functie van uitvaartleider/ verzorger heeft eenmaal per 3 weken een weekenddienst verricht.
Los van een eventuele financiële compensatie voor het werken op zaterdag en zondag is het in deze sector gebruikelijk dat het draaien van weekenddiensten in tijd gecompenseerd worden. Dit kan echter niet direct na de weekend-dienst plaatsvinden. Vanuit de werkgever bezien is het noodzakelijk dat de werknemer, die op zaterdag en/of zondag met nabestaanden de uitvaart heeft besproken, deze uitvaart in de dagen na het weekend verder afwikkelt door afspraken te maken met toeleveranciers, als vraagbaak te fungeren en op de dag van de uitvaart aanwezig te zijn. Het belang van de werkgevers loopt hierbij in feite parallel aan het belang van de nabestaanden.
Van de werknemerskant gezien, geeft deze inroostering de mogelijkheid om de besprekingen om te zetten in concrete afspraken over kerk, crematorium, begraafplaats, vervoer en dergelijke en om de uitvaart zelf voor te bereiden. In deze situatie wordt na het weekend nog enkele dagen gewerkt, geheel overeenkomstig de wensen van alle betrokkenen. Hier tegenover staat dat de werknemer vervolgens een langere periode van afwezigheid heeft, namelijk de compensatietijd voorafgaande aan het daaropvolgende weekend. Met andere woorden: een relatief lange periode van werken (10 dagen) wordt gevolgd door een relatief lange periode van vrije tijd (4 dagen). Een dergelijk rooster is inherent aan de aard van het werk.
Voor de inwerkingtreding van de wet was het op de Arbeidswet 1919 gebaseerde Werktijdenbesluit restgroepen van toepassing op de hierbedoelde werkzaamheden. Ook dit werktijdenbesluit stond een dergelijke verdeling van de werk- en rustdagen niet toe. Maar in dit werktijdenbesluit was een loongrensbepaling opgenomen waardoor het arbeids- en rusttijdenregime niet gold van werknemers die meer verdiende dan de bedoelde loongrens. Hierdoor viel een deel van de werknemers in deze sector wel en een deel niet onder deze arbeids- en rusttijdennormering. Deze laatstbedoelde groep werknemers had dan ook de vrijheid hun rusttijden naar eigen wens vast te stellen. Zij kozen in de praktijk unaniem voor het rooster waarin de compensatie in vrije tijd werd opgenomen voor het daaropvolgende weekend, dus 4 rustdagen na 10 dagen werken.
In artikel 5.17:2 wordt het om bovengenoemde redenen voor werknemers die de functie van uitvaartleider of uitvaartverzorger vervullen mogelijk gemaakt om 18 maal per 52 weken (gemiddeld eenmaal per 3 weken) in plaats van een wekelijkse onafgebroken rusttijd van 36 uur een twee-wekelijkse onafgebroken rusttijd van ten minste 96 uur in te roosteren. Deze afwijkingsmogelijkheid kan uitsluitend bij collectieve regeling worden gebruikt."
Of er naast de tijd-voor-tijd regeling een financiele vergoeding wordt gegeven voor het werken op zaterdag en zondag, lijkt mw. Kronenburg een kwestie van onderhandeling bij de arbeidsvoorwaarden. Hierover kunnen (als er geen cao is) in de arbeidsovereenkomst afspraken worden gemaakt. Een wettelijke verplichting tot financiele compensatie naast tijd-voor-tijd bestaat volgens haar niet.
Uw vraag lijkt mij er ook typisch een voor een branche-organisatie zoals De NUVU (nuvu@uitvaart.nl) en VOU. Per slot zullen veel meer middelgrote en grote uitvaartondernemingen met deze problematiek van doen hebben.
mr W.G.H.M. van der Putten
2 april 1998