Transportkosten naar NFI te Rijswijk
29 november 2002
Vraag nummer: 1717 (oude nummer: 2083)
Thu Feb 21 14:14:06 2002
Op 17 Februari is bij mij in de straat te Hengelo een moord gepleegd. Dader en slachtoffer zijn bekenden van mij. Het slachtoffer moest voor onderzoek naar het Nederlands Forensisch Instituut - v/h Gerechtelijk Lab - te Rijswijk. Een plaatselijk uitvaartbedrijf regelde het transport. Dader en familie hebben weinig geld; wie betaalt in dit geval nu de transportkosten en 4 uur wachttijd.
Antwoord:
Fri Feb 22 17:21:51 2002
Geachte heer,
Ik weet dat voor kosten van lijkschouw per regio of gemeente heel verschillende regelingen worden gehanteerd, soms ook afhankelijk van de vraag wie wat regelt en soms ook niet.
In principe zijn de kosten van lijkschouw, zowel bij een natuurlijke als bij een niet-natuurlijke dood, voor rekening van de erfgenamen. Niet-natuurlijke dood is niet alleen moord, maar ook een val van de trap, het uitglijden op de badkamer of een verkeersongeval. Of je op hoge leeftijd rustig in bed sterft of door het struikelen over spullen op de trap, maakt geen verschil: altijd moet er lijkschouw plaatsvinden. Alleen in het ene geval door de huisarts en in het tweede geval de gemeentelijke lijkschouwer.
Anders is het, als een slachtoffer van een misdrijf moet worden vervoerd en onderzocht in het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te Rijswijk. Dan gaat het niet meer om lijkschouw, maar om forensisch onderzoek ten behoeve van Justitie. Niet om vast te stellen óf iemand dood is (daar is de lijkschouw voor), maar om vast te stellen hoe en waarom iemand gedood is om te kunnen achterhalen wie en met welk wapen of voorwerp dat gedaan heeft. Dat is puur onderzoek van de Officier van Justitie op een lichaam dat hij formeel in beslag heeft genomen. Alle kosten, dus ook transportkosten, zijn dan voor rekening van Justitie.
Overigens, stel dat dit niet zo zou zijn en de familie toch de rekening zou krijgen (wat ik ondenkbaar acht), dan zou de familie deze kosten kunnen verhalen op de dader.
mr W.G.H.M. van der Putten
22 februari 2002