Kosten lijkschouwing (met reactie mr dr C. Das)
21 juni 2005
Vraag nummer: 3851 (oude nummer: 6069)
Geachte heer Van der Putten,
Wanneer ik uw antwoorden lees op de vragen die u de afgelopen jaren zijn gesteld (door met name gemeentes) over de kosten van lijkschouwing en voor wiens rekening die komen, kom ik tot de volgende conclusie. U lijkt de stellen dat de eerste schouw door een gemeentelijk lijkschouwer gedeclareerd kan worden bij de nabestaanden, mits de gemeente dat heeft opgenomen in haar legesverordening, en ongeacht of de nabestaanden om die schouw hebben verzocht. Wanneer een nader onderzoek noodzakelijk blijkt komen de kosten voor rekening van Justitie.
De Circulaire Afbakening tussen politie- en justitiekosten (geldig vanaf 1 januari 2005) stelt echter letterlijk dat nabestaanden die niet om een schouw hebben gevraagd, niet met de kosten daarvan geconfronteerd mogen worden.
Kunt u aan mij uw standpunt in deze verhelderen?
Met vriendelijke groet,
Daniella Buijck
Afdeling Juridisch advies en regelgeving,
Bestuursdienst gemeente Rotterdam
Antwoord:
Geachte mevrouw Buijck,
Toen ik de vorige vraag over de kosten van lijkschouwing kreeg (vraag 4420: Ambtelijke schouw en kosten) was ik net deze regeling aan te downloaden. Ik heb inmiddels een jaar gehad om de regeling te lezen. Dat heb ik niet helemaal gedaan, maar goed.
In de regeling staat in paragraaf IV 6.2 "Twijfel aan de natuurlijke dood" dat de kosten van de gemeentelijke lijkschouwer ten laste van de gemeente komen. En even verderop dat nabestaanden die niet om de interventie van de gemeentelijk lijkschouwer hebben gevraagd, niet met de kosten daarvan mogen worden geconfronteerd.
Wat vind ik daarvan? Niks. Volgens mij heeft dit geen betekenis. Het is inderdaad zo dat de kosten van de gemeentelijke lijkschouwing door de lijkschouwer bij de gemeente kunnen worden gedeclareerd. Of het nu de GGD is of een lokale huisarts, zij kunnen hun rekening kwijt bij de gemeente, die moet betalen. Maar de opmerking dat nabestaanden niet met die kosten mogen worden geconfronteerd (in de zin dat de gemeente die niet mag doorberekenen) is een loze opmerking. Het is een circulaire van de minister van Justitie. Die kan best de mening hebben dat nabestaanden er geen rekening voor hoeven krijgen - ik vind dat persoonlijk ook een sympathieke gedachte maar daar gaat het niet om - maar hij heeft er niets over te zeggen. Net zo min als dat de minister beslist over de kleur van mijn sokken of hoe laat mijn dochter thuis mag komen (24.00 uur vandaag, morgen heeft ze vrij).
Zoals u ongetwijfeld weet is Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Dat betekent dat gemeenten autonome overheden zijn, die kunnen doen en laten wat zij willen, wanneer hogere wetgeving ze niet aan banden legt. Een circulaire van een of andere minister heeft geen enkele betekenis als die minister niet op basis van een of andere wet een bevoegdheid heeft om daar over te beslissen. Volgens mij heeft de minister van Justitie, net zo min als die van Buitenlandse Zaken, Onderwijs of Verkeer en Waterstaat, geen enkele bevoegdheid om te beslissen dat gemeenten geen leges voor lijkschouwing vast kunnen stellen en kunnen innen. De minister van Justitie heeft ter zake van de kosten van lijkschouwing volgens mij maar één bevoegdheid: bepalen dat hij ze zelf betaalt. Dat doet hij niet. Wat hij er verder van vindt lijkt mij niet relevant. Ik ken er althans geen rechtsgrond voor.
Ik zou als ik gemeente was gewoon de lijkschouwing in de legesverordening opnemen en in rekening brengen. Als nabestaanden menen dat dit onterecht is, kunnen ze de zaak voorleggen aan de belastingrechter. Ik ben benieuwd naar de uitkomst.
Ik meen trouwens ook dat het een kortzichtige opmerking is, juist ook van een minister van Justitie om te praten over "confrontatie met kosten" en "een schouw waar ze niet om hebben gevraagd". Ik vind dat een beetje borreltaal en hoe een consumentenprogramma op TV een probleem voor het voetlicht brengt. Of iemand om die schouw vraagt vind ik geen enkele reden om wel of niet de kosten ervan te betalen. Ook bij natuurlijke dood vraagt een nabestaande niet om de schouw door de huisarts of behandelend arts, maar zal hij de kosten van het huisbezoek van de arts zonder morren betalen. En zijn verzekering ook. Ik moet als burger voor zoveel dingen betalen waar ik niet om gevraagd heb. Van de APK voor auto's tot een identiteitsbewijs om de straat op te kunnen. Maar ik heb ze wel nodig. En dat geldt ook voor de lijkschouw door een gemeentelijk lijkschouwer: op grond van wettelijke regels heeft een nabestaande die schouw nodig om tot lijkbezorging te kunnen overgaan. De nabestaande heeft een belang bij de dienst. Maar enfin, ik heb daar al eerder over geschreven.
Ik vind het niet gek als een gemeente het profijtbeginsel toepast en de kosten wil verhalen op de persoon of personen die ergens baat bij hebben, ook al hebben ze er niet om gevraagd. Als ik naar de tandarts ga voor een behandeling vanwege kiespijn, is het feit dat ik niet om die kiespijn gevraagd heb ook geen reden om de rekening niet te hoeven betalen.
Ik zou als gemeente gewoon de kosten doorberekenen en dan moet maar eens worden gezien wat de belastingrechter van dit geheel vindt.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten
21 juni 2005
----------
Deze vraag en dit antwoord leidden op 7 november 2006 tot de hier volgende reactie van de heer mr dr C. Das, werkzaam bij de GGD Amsterdam.
Ik sta nog altijd achter mijn antwoord aan mevrouw Buijck; een minister heeft niets te zeggen over de vraag of een gemeente wel of niet kosten mag doorberekenen. De minister had een opvatting, maar geen juridische onderbouwing; daarom vond en vind ik zijn opvattingen meer borrelpraat dan dat een degelijke loze opmerking in een circulaire past. Ik heb niets tegen borrelpraat, iedereen mag een mening hebben, maar ik vind het onjuist dat een minister zijn mening op deze wijze voor het voetlicht brengt. Het schept verwarring. Een circulaire suggereert namelijk dat het om regels gaat, maar het is slechts een mening.
Ook overigens ben ik het niet (geheel) met de conclusies van de heer Das eens. Wie geen leges voor lijkschouwing wil betalen vindt helemaal geen wet aan zijn zijde, maar slechts één raadsheer te Arnhem, met een mager onderbouwd arrest dat lijkbezorging door de gemeente en lijkschouwing door elkaar haalt. En het arrest (van 24 januari 2006, LJN: AV2207) heeft betrekking op één situatie van lijkschouwing namelijk alleen schouwing in verband met euthanasie. Dat is een heel klein zwaluwtje om de lente - dat door nabestaanden nooit meer voor elke vorm van lijkschouwing hoeft te worden betaald - op te kunnen voorspellen.
Ik ben het dan ook niet eens met de argumentatie van de heer Das. Maar ik heb op dit moment en komende dagen geen tijd voor een uitgebreidere reactie. Die komt nog. Ik wil de lezers tot die tijd echter de reactie van de heer Das niet onthouden. Zal deze vraag even prominent op de voorpagina plaatsen.
W. van der Putten
-----
Er is al enige tijd discussie over de vraag of gemeenten de kosten van de lijkschouw door een gemeentelijk lijkschouwer mogen doorberekenen aan nabestaanden.
Mevrouw Buijck van de gemeente Rotterdam stelde de heer Van der Putten via www. Uitvaart.nl een vraag over deze materie.
Een geval in Gelderland, waarin een gemeente een gepeperde rekening naar een weduwe stuurde voor de op 30 januari 2004 door een GGD-arts verrichte lijkschouw bij haar echtgenoot, haalde de krant en de Tweede Kamer.
Ik schreef er een ingezonden stuk over in Medisch Contact, waarin de volgende passage voorkwam: In de Wet op de lijkbezorging is niets geregeld over de kosten van de lijkschouw. Aan de gemeenten is slechts opgelegd om gemeentelijk lijkschouwers te benoemen. Op grond daarvan betalen gemeenten de rekening die de gemeentelijk lijkschouwer indient. Sommige gemeenten berekenen de kosten van de lijkschouw door aan de nabestaanden. Deze praktijk berust niet op een wettelijke regeling. Naar mijn mening is het ongepast de nabestaanden een rekening voor de lijkschouw door een gemeentelijk lijkschouwer te presenteren. De nabestaanden hebben niet om deze dienst gevraagd en zij hebben er ook geen belang bij of voordeel van.
Dit argument sprak de opsteller van de roemruchte circulaire over afbakening tussen politie- en justitiekosten blijkbaar wel aan, want hij heeft het in zijn circulaire overgenomen. De kracht van wet van deze circulaire is overigens zeer beperkt tot nihil (dat ben ik met de heer Van der Putten eens).
De opmerking dat nabestaanden niet met de kosten van de lijkschouw door een gemeentelijk lijkschouwer mogen worden geconfronteerd vindt de heer Van der Putten een loze opmerking en hij legt een onnavolgbaar verband met de kleur van zijn sokken. Hij vindt het ook een kortzichtige opmerking en noemt dit argument eenbeetje borreltaal (wie de sok past trekke hem aan).
Of iemand om die schouw gevraagd heeft vind ik geen enkele reden om wel of niet kosten ervan te betalen, voegt hij hieraan nog toe en vervolgens ook nog ik vind het niet gek als een gemeente het profijtbeginsel toepast en de kosten wil verhalen op iemand die ergens baat bij heeft ook al hebben ze er niet om gevraagd.
De gemeente zijn autonoom, ze kunnen doen en laten wat ze willen, zolang hoger wetgeving ze niet aan banden legt. Volgens mij zo stelt de heer Van der Putten, heeft de minister van justitie, net zo min als die van BZ, Onderwijs of V&W, geen enkele bevoegdheid om te beslissen dat gemeenten geen leges voor lijkschouwing vast kunnen stellen en kunnen innen. Kortom: kosten lijkschouw gewoon in de legesverordening opnemen en declareren: klaar is Kees!
Klare taal! Ik zou als gemeente gewoon de kosten doorberekenen
Toch houdt de heer Van der Putten nog een slag om de arm: er moet maar eens gezien worden wat de belastingrechter van dit geheel vindt
.
Wel, dat weten we inmiddels. Het gerechtshof Arnhem (belastingkamer) heeft zich inmiddels over deze zaak uitgesproken.
De gemeente (Wisch) had leges opgelegd ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.
De gemeente (die wel begreep dat ze niet autonoom is) had dit gebaseerd op art. 229 (eerste lid, sub b) van de Gemeentewet.
De Hoge Raad heeft bepaald dat door of vanwege het gemeentebestuur verrichte werkzaamheden die liggen buiten het gebied van de publieke taakuitoefening en rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang als een dienst kunnen worden aangemerkt.
De vraag is dus of er sprake is van een aanvrager en van een individualiseerbaar belang.
Het hof stelt vast dat de weduwe niet de aanvrager was van de lijkschouw.
Vervolgens moet nog beoordeeld worden of de dienst in overheersende mate ten behoeve van haar is verricht. Het hof stelt vast dat dat NIET het geval is. Het individualiseerbare belang van belanghebbende (belanghebbend in de procedure bij het Hof, wel te verstaan) bij de lijkschouwing, indien al aanwezig, is dan ook hooguit bijkomstig ten opzichte van de gemeenschap, waarvan de behartiging is vertrouwd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en de officier van justitie.
Wederom klare taal: een gemeente kan de kosten van de lijkschouw door een gemeentelijk lijkschouwer NIET op nabestaanden verhalen, ook niet als een legesverordening in die zin is opgesteld, omdat de nabestaanden niet om deze dienst hebben gevraagd en zij hebben er ook geen belang bij of voordeel van hebben (zoals we dus ook al in Medisch Contact konden lezen).
Nu moeten we natuurlijk het oordeel van de Hoge Raad afwachten. Op de uitspraak is nog wel wat af te dingen, o.a. omdat art. 22 van de Wet op de lijkbezorging erbij gehaald wordt, maar dat artikel is hier niet van toepassing, want dat gaat over lijkbezorging en in deze zaak gaat het over de lijkschouw en dat is wat anders.
Maar dat doet niets af, naar mijn mening, aan het betoog dat nabestaanden niet met kosten van de lijkschouw door de gemeentelijk lijkschouwer geconfronteerd mogen worden. Wie dat beweert maakt dus geen loze of kortzichtige opmerking en slaat nog minder borrelpraat uit. In tegendeel: hij vindt wet en rechter aan zijn zijde.
C. Das
Amsterdam