Verschil burgerlijk wetboek en WLB (wel of geen lijkbezorging van baby jonger dan 24 weken)
3 april 2008
Vraag nummer: 5329 (oude nummer: 10557)
Geachte heer/mevrouw,
Er is een verschil tussen het burgerlijk wetboek artikel 1:19i BW en artikel 2 van de WLB.
In een artikel in Burgerzaken & recht, jaargang 2007 nr ?waarin aan Ambtenaren van de burgerlijke stand wordt aangegeven dat elke baby dat geleefd heeft, ook al is het 1 minuut en ongeacht de zwangerschapsperiode, moet worden ingeschreven in de geboorteregister en bij overlijden het overlijdensregsiter. Daarmee valt volgens dit blad tevens deze baby's onder de WBL en verwacht de ambtenaren ook een officiele aanvraag voor begrafenis of crematie?
Kunt u mij helpen met dit meningsverschil tussen BW en WLB?
Antwoord:
Geachte heer,
Het is juist dat iedere baby die na de geboorte geleefd heeft, ook al is het maar 1 minuuut, ingeschreven moet worden bij de burgerlijke stand.
De eerste 2 leden van artikel 19i Burgerlijk Wetboek luiden:
1. Wanneer een kind levenloos ter wereld is gekomen, wordt een akte opgemaakt, die in het register van overlijden wordt opgenomen.
2. Wanneer een kind binnen de in artikel 19e, zesde lid, bepaalde termijn (van 3 dagen na de bevalling) is overleden voordat aangifte van de geboorte is geschied, wordt zowel een akte van geboorte als een akte van overlijden opgemaakt.
Artikel 2 van de Wet op de lijkbezorging luidt:
1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder
a. lijk: het stoffelijk overschot van een overledene of doodgeborene;
b. doodgeborene: de na een zwangerschapsduur van ten minste vier en twintig weken ter wereld gekomen menselijke vrucht, welke na de geboorte geen enkel teken van levensverrichting heeft vertoond.
2. De bepalingen dezer wet zijn niet van toepassing op een na een zwangerschapsduur van minder dan vier en twintig weken ter wereld gekomen menselijke vrucht.
Het maakt voor artikel 2, tweede lid, van de Wlb niet uit of een menselijke vrucht (baby) geleefd heeft of niet.
De opmerking in het blad Burgerzaken & Recht dat een baby die na de geboorte kort geleefd heeft altijd onder de Wlb valt, is onjuist. Als die baby korter geleden dan 24 weken verwekt is, is de Wlb niet van toepassing.
Nu ken ik dat betreffende artikel niet en kan ik dus ook niet de daar gevolgde redenering precies volgen. Maar of een baby wel of niet geleefd heeft en of er wel of geen inschrijving in de registers van de burgerlijke stand plaats heeft gevonden, maakt voor artikel 2, tweede lid, van de Wlb geen verschil. Bij heel erg jonge kinderen is de Wlb niet van toepassing.
In het verleden was het trouwens anders. Tot 1991 was de Wlb van toepassing op elk levend ter wereld gekomen mensje, ongeacht de zwangerschapsduur.
Het probleem, voor zover dat er is, lijkt me overigens een beetje theoretisch. Als een kind dat veel te vroeg geboren wordt, levend geboren wordt, zullen weinig ouders de neiging hebben om het niet te begraven of te cremeren. Ik zie zo'n kind niet snel tussen het 'specifiek ziekenhuisafval' belanden, ook al zou het formeel wel mogen.
En stel dat een ambtenaar van de burgerlijke stand zou menen dat een verlof tot begraven of cremeren afgegeven zou moeten worden, omdat hij of zij de verkeerde artikelen leest, dan is er feitelijk toch geen probleem? Dat verlof maakt het mogelijk om te begraven of te cremeren, maar maakt het niet tot een verplichting.
Ik heb ook een vraag aan u: zou u mij aan een kopie van dat betreffende artikel kunnen helpen? Per post of of fax of via een scan? Mijn adresgegevens staan in de Adressengids, button links op de pagina, onder Juridisch advies.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten
3 april 2008
--------
Naschrift:
Geachte heer,
Hartelijk dank voor het toezenden van het artikel in Burgerzaken & Recht nr. 1 van januari 2007 over doodgeboren of even geleefd hebbende baby's, van de hand van de heren J. Otten en H. Vat. Daarin worden de opvattingen besproken van mr.dr. C. Das en mw. R.A.K. Rutgers, forensisch arts, in het artikel 'Overleden pasgeborenen: wet en praktijk' in het tijdschrift Geneeskunde en Recht van 1 april 2006, 150(13), p. 750-754.
Volgens mij kan de Wet op de lijkbezorging (Wlb), zoals ik al eerder aangaf, helemaal niet op 2 verschillende manieren geïnterpreteerd worden.
De Wlb is duidelijk: een vrucht jonger dan 24 weken valt niet onder deze wet, ongeacht of het kind kort geleefd heeft of niet. Zie artikel 2, lid 2, van deze wet.
De verwarring bij de diverse auteurs over tóch geleefd hebbende kinderen berust op een misverstand. Men realiseert zich niet dat de wet in 1991 veranderd is. Althans dat lees ik niet in het artikel van Otten en Vat; het artikel van Das en Rutgers ken ik niet. De jurisprudentie van de Hoge Raad uit 1959 en de teksten in (ver)oude(rde) boeken berusten natuurlijk op de oude wetgeving. Tot 1 juli 1991 was de Wlb van toepassing op elke pasgeborene, ongeacht diens ouderdom. Een levend geboren menselijke vrucht van bijvoorbeeld 23 weken viel toen dus wel onder de Wlb. De tekst van het huidige artikel 2, lid 2, is pas van 1 juli 1991.
Het is natuurlijk een andere vraag of het wenselijk is dat de wet zo luidt als zij luidt en of het ethisch niet beter zou zijn om alle levend geboren vruchten tóch onder de Wlb te laten vallen.
In het Voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de lijkbezorging dat in september 2006 bij de Tweede Kamer is ingediend (Kamerstukken 30 696, nr. 2), is voorgesteld om het tweede lid van artikel 2 te wijzigen en wel als volgt:
> 2. Deze wet is niet van toepassing op een menselijke vrucht die na een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken
a. levenloos ter wereld is gekomen dan wel
b. binnen 24 uur na de geboorte is overleden. <
Er komt dan dus iets meer nuance, als het parlement dit voorstel overneemt. Ik vermoed dat dit ook wel meer tegemoet komt aan de gevoelens van velen dan de huidige strikte regeling van artikel 2, tweede lid, Wlb.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten