Wettelijke bepalingen bewaren as
1 december 2005
Vraag nummer: 4147 (oude nummer: 6979)
1. Na de crematie dient de as volgens de wet vier weken bewaard te worden, voor eventuele aanvraag voor DNA onderzoek, zegt men.
Op diverse sites en bij crematoria info gevraagd, maar geen eenduidig antwoord.
2. Volgens een artikel op de internetpagina van "Uitvaartmedia.com" moet er tevens voldoende as voor een periode van tien jaar worden bewaard, ook weer voor een eventuele DNA test.
Ik was altijd in de veronderstelling dat bij verbrand materiaal de oorspronkelijke DNA ketens niet meer bestaat, dus zouden de bepalingen voor het bewaren nutteloos zijn.
Alvast bedankt voor Uw reactie.
M.vr.groet,
J. Heinis
Antwoord:
Geachte heer,
As moet na crematie geen 4 weken, maar minimaal een maand na het bergen van de as in de asbus worden bewaard door de houder van het crematorium; de asbus mag niet eerder worden afgegeven. Dat is wettelijk zo geregeld. Waarom het precies zo geregeld is, is niet helemaal duidelijk omdat de wetgever de regel wel vaststelt, maar het niet altijd motiveert. De mogelijkheid voor strafrechtelijk onderzoek is inderdaad wel een reden (niet specifiek DNA-onderzoek), maar ook de mogelijkheid voor nabestaanden om zich nog te bezinnen op de asbestemming. Niet dat men overhaast een beslissing neemt die enkele dagen later wordt betreurd. Men moet bijvoorbeeld bedenken dat testamenten vaak pas een, twee of meer weken na de uitvaart worden opgevraagd en geopend. Als iemand dan een wens voor de asbestemming kenbaar heeft gemaakt, die afwijkt van wat af gebeurd zou zijn, zou dat verdrietig zijn.
Ik ken geen artikel op de internetpagina van Uitvaartmedia.com over het bewaren van as voor 10 jaar voor DNA-onderzoek. Ik kan alleen zeggen dat dit geen wettelijk voorschrift is. Misschien gaat het om een suggestie om de wet op dit punt veranderen, maar dat idee geef ik dan weinig kans. Het is ook maar de vraag of DNA-onderzoek op asresten na crematie mogelijk is. Net als u verwacht ik van niet.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten