Opgraven en cremeren
20 maart 2003
Vraag nummer: 2094 (oude nummer: 2491)
Wed, 19 Mar 2003 21:34
Geachte heer van der Putten,
Mijn opa stierf in 1983. Mijn oma heeft hem toen laten begraven en het graf voor 2 personen 'gekocht' voor een periode van 15 jaar. In 1997 sterft oma.
De jongste dochter, regelt de begrafenis van oma. Is deze dochter dan automatisch rechthebbende?
Nu wilt deze dochter de resten laten opgraven om ze vervolgens te laten cremeren. Dit geheel tegen wens van oma en opa. Hier is echter geen schriftelijk bewijs van. Ook zijn er van de 4 andere broers en zusters tenminste 2 tegen deze opgraving / crematie. Kan dat zomaar?
Ook heeft de dochter te kennen gegeven dat als zij zelf sterft dat dan de stoffelijke resten van opa en oma samen met haar gecremeerd zullen worden. Kan dit zomaar als andere familieleden er bezwaar tegen hebben?
Dus dochter wilt hoe dan ook dat de resten van opa en oma opgegraven en gecremeerd worden. Is er iets dat de familie kan doen om dit drama te voorkomen?
Met vriendelijk groet,
Trudy Scharrenborg
Antwoord:
Geachte mevrouw,
De persoon die de begrafenis regelt, is niet automatisch de persoon die rechthebbende wordt van een graf. Dat is bij begraven en een graf anders dan bij cremeren, waar de persoon die alles regelt (via de uitvaartverzorger) de persoon is die zeggenschap krijgt over de as.
Bij een graf moeten de rechten op het graf overgeschreven worden. Dat staat los van de begrafenis. Het kan meestal ook tot een jaar na een begrafenis nog gebeuren.
Er is een kans, dat het nog niet in gebeurd. Soms loopt de administratie van de begraafplaats achter. Ik zou in uw geval eerst eens bij de begraafplaats informeren of het graf wellicht nog op naam van uw oma staat, dan wel dat er nog geen naam als opvolger staat, en dan direct uzelf aanmelden als nieuwe rechthebbende. En dat per aangetekende brief doen, om duidelijk te hebben dat u de eerste bent. Het is namelijk heel simpel: wie het eerst komt, het eerst maalt. Dát is de gangbare regel bij de overboeking van grafrechten.
Voor de opgraving is verlof nodig van de burgemeester, op grond van artikel 29 Wet op de lijkbezorging. Dat staat los van de termijn hoe lang of hoe kort iemand begraven is. Als iemand elders wordt herbegraven of wanneer de resten gecremeerd moeten worden, is verlof van de burgemeester nodig. Daarnáást is er toestemming nodig van de persoon op wiens naam het graf staat. Zou het graf op uw naam komen, dan kunt u dus alles blokkeren. Oók is er voor een crematie na een opgraving toestemming vereist van de officier van justitie. Dat is echter meer een formaliteit.
Als het graf op naam van uw jongste tante zou staan, heeft zij dus verlof van de burgemeester nodig. Belanghebbenden kunnen bij de burgemeester bezwaar maken tegen het verleven van het verlof. Dat kan natuurlijk vooraf, maar ook nog tot 6 weken nadat de burgemeester eventueel tóch een verlof heeft afgegeven. Ná die 6 weken is het besluit van de burgemeester onherroepelijk; er is dan ook geen beroep bij de rechter meer mogelijk. Zo werkt dat in het bestuursrecht: je moet er tijdig bij zijn. In spoedeisende gevallen kan men zich direct tot de rechter wenden, bijvoorbeeld als de burgemeester het verlof heeft afgegeven om binnen 1 week e.e.a. uit te voeren. Dan helpt alleen nog een 'voorlopige voorziening' (dat is een soort kort geding, in het bestuursrecht) bij de rechtbank.
Als het graf op naam van uw tante staat, zou ik in uw geval een brief naar de burgemeester van de gemeente waar de begraafplaats ligt schrijven. En daarin de zaak uiteen zetten: dat uw tante uw grootouders wil laten opgraven en cremeren; dat ze daarvoor verlof van de burgemeester nodig heeft en dat u er op tegen bent dat de burgemeester het verlof afgeeft en waarom. Van die brief zou ik dan ook een kopie naar de beheerder van de begraafplaats sturen, zodat die weet wat er speelt.
Er zijn soms wel beheerders - gelukkig een klein aantal - die denken dat er geen verlof van de burgemeester nodig is, als het gaat om een relatief oud graf, zoals uit 1983. Maar het verlof maakt het voor de burgemeester mogelijk om de belangen en meningen van alle betrokkenen af te wegen en is daarom geen overbodige formaliteit.
mr W.G.H.M. van der Putten
19 maart 2003