Wie bepaalt de asbestemming?
7 augustus 2002
Vraag nummer: 884 (oude nummer: 1209)
Geachte heer Van der Putten,
In ons crematorium hebben we het volgende probleem.
Een jonge man is overleden. De crematie is geregeld door zijn vader. Er is evenwel ook een echtgenote. Deze heeft ons te kennen gegeven de as een bepaalde bestemming te willen geven (bijzetting op een bepaalde begraafplaats), maar de vader verzet zich daar tegen.
Men is er onderling nog niet helemaal uit, maar de echtgenote dreigt ons al met een kort geding, als wij niet de asbus aan haar ter beschikking stellen. Wij hebben haar verteld dat, omdat de opdracht tot crematie van de vader is, die volgens ons (volgens de wet) de bestemming van de as mag aangeven.
Wat kan onze opstelling zijn?
Antwoord:
Geachte heer,
Ik meen dat in het door u beschreven geval correct is gehandeld. In dit geval was de vader de opdrachtgever en was er voor u geen aanleiding om te vermoeden dat de echtgenote er anders over zou denken. Ook al zijn de gegevens van de echtgenote (of kinderen of andere nabestaanden) bekend, o.a. door vermelding op het aanvraagformulier, dan is er geen plicht om iedereen te gaan vragen of men met de door de vader/opdrachtgever aangegeven bestemming instemt.
Doordat de familie de opdracht tot crematie in handen van de vader legt, mag die ook geacht worden gemachtigd te zijn de bestemming van de as aan te geven, zo kan uw opstelling als crematoriumhouder zijn.
Als er onenigheid over bestaat, moet men dat maar eerder aangeven. Per slot geeft de wachttijd van een maand na de crematie voordat verstrooid mag worden de ruimte om eerder contact op te nemen. De wachttijd heeft tot doel te voorkomen dat te snel dingen gebeuren die men even later betreurt of waar een ander niets van weet.
Een echt probleem zou er - voor u - zijn als de vader opdracht zou geven te verstrooien en de echtgenote nog vóórdat die opdracht is uitgevoerd, een andere wens te kennen zou geven. Wat dan? Als ik crematoriumhouder was, zou ik de opdracht tot verstrooiing nog niet uitvoeren, gelet op het onherroepelijke effect.
Ik zou de familie dan dringend adviseren nog eens rustig in interne kring te overleggen, onder de voorzichtige suggestie om de asbus ergens bij te zetten, als daar bij iemand de wens toe bestaat. De inhoud van een bijgezette asbus kan later altijd nog worden verstrooid; verstrooide as kan nooit meer worden bijgezet.
Als men er niet uitkomt, denk ik toch dat u zich op het standpunt moet stellen dat u dan de opdracht van de opdrachtgever zult volgen, om de eenvoudige reden dat het formeel-juridisch uw contractuele wederpartij is. Wel moet u die opdracht niet onmiddelllijk uitvoeren, maar aan alle betrokkenen bekend maken dat u dat bijvoorbeeld over 1 maand doet. Dan heeft de andere partij, in dit voorbeeld de echtgenote, de mogelijkheid in de tussentijd zonodig in kort geding toch haar wens af te dwingen. Dat kort geding moet dan niet worden aangespannen tegen u, maar tegen de vader.
Rechtszaken zijn voor mensen als ik leuk ("ha fijn, jurisprudentie én werk voor de beroepsgroep"), maar voor alle betrokken partijen niet. U kunt proberen een rechtszaak te voorkomen door een beetje te bemiddelen, door er bij de vader op te wijzen dat er eigenlijk toch niets op tegen is wanneer de bus bewaard wordt en de echtgenote daar de kosten voor draagt. Maar die bemiddeling mag niet te actief zijn; u moet er voor waken zelf partij in de discussie te worden.
Dit soort problemen, dat het ene familielid een andere bestemming geeft aan de as dan een ander naast familielid, zal de komende tijd naar mijn inschatting toenemen. Dit komt omdat de Wet op de lijkbezorging, zoals u weet, dezer dagen is gewijzigd door meer bestemmingen van de as mogelijk te maken en tegelijk expliciet te noemen dat "nabestaanden" daar zeggenschap over hebben.
Maar wie zijn "nabestaanden"? Men wordt geacht de wens van de overledene te respecteren en uit te voeren. Maar als er geen wens was, of wanneer nabestaanden die niet willen volgen, wat dan? Wie binnen die kring van nabestaanden heeft het dan voor het zeggen?
Ik heb eind vorige week voor het blad Het Uitvaartwezen een artikeltje geschreven over diverse vragen en problemen rond de nieuwe wetswijziging.
Daarbij stuitte ik uiteraard ook op deze problematiek. Daar zitten echter zoveel aspecten aan vast dat het niet meer in dit artikeltje pastte (letterlijk, qua omvang).
Ik heb daarom in het stukje (dat waarschijnlijk in het mei-nummer wordt opgenomen) maar aangegeven dat ik er nog eens een apart artikel aan zal wijden
Mijn bedoeling is om in dat 2e artikel ook eens wat verschillende sitiuaties naast elkaar te leggen en dan een soort handvat te geven hoe daarmee om te gaan. Ik ben daarom ook blij met uw vraag, want het onderwerp is voor mij actueel en geeft wat extra input aan het nog te schrijven artikel.
mr W.G.H.M. van der Putten
9 april 1998