Conflict asbestemming grootvader vs kleinkinderen
7 augustus 2002
Vraag nummer: 886 (oude nummer: 1211)
Mijn vraag is wie zeggenschap heeft over de bestemming van de as: de grootvader die de opdracht voor de crematie van zijn gescheiden zoon heeft gegeven, of de 2 (klein)kinderen, waarvan er 1 meerder- en 1 minderjarig is.
Antwoord:
Het in de wet neergelegde principe is dat niet de kinderen, ouders of anderen behoren te beslissen over asbestemming, maar de overledene. Als er een conflict over de bestemming van de as zou zijn, dat zo hoog zou oplopen dat men bijvoorbeeld naar de rechter zou gaan, zou de rechter primair de vraag stellen: "Wat zou de overledene gewild hebben? Is dat bekend?" Als er geen testament of codicil of ander document is, zou dàt familielid het sterkst staan, die middels getuigen, omstandigheden etc. zou kunnen aantonen dat zus of zo de wens van de overledene was. Als andere familieleden dat niet ontkennen of een andere opvatting onvoldoende aannemelijk maken, zal de rechter voor de vermoedelijke wens van de overledene kiezen. Dit is het uitgangspunt van de wet en in diverse rechtszaken is al volgens dit uitgangspunt beslist.
Het probleem kan zijn dat niemand weet of stelt te weten wat de wens van de overledene was. Als hij plotseling is overleden en nooit een voor- of afkeur heeft uitgesproken over een bepaalde wijze van asbestemming, dan kan met zijn wens geen rekening worden gehouden. Hoe dan verder?
Ik benader het eerst een beetje juridisch. In artikel 18, lid 1, van de Wet op de lijkbezorging (Wlb) staat (o.a.) dat in de lijkbezorging wordt voorzien door degene die het in artikel 11 Wlb bedoelde verlof aanvraagt. In lid 2 staat dat onder lijkbezorging ook het geven van bestemming aan de as van een verbrand lijk wordt gegeven.
Kun je hier uit opmaken dat degene die het in artikel 11 bedoelde verlof tot verbranding van de ambtenaar van de burgerlijke stand aanvraagt, ook bepaalt wat de asbestemming is? Nee, niet zonder meer. Het verlof wordt gewoonlijk feitelijk aangevraagd door de uitvaartondernemer; die beslist natuurlijk niet wat er met een lijk of de as gebeuren moet, dat doet de familie. De uitvaartverzorger is slechts tussenpersoon voor degene die de opdracht voor de uitvaart gaf. De grootvader heeft de opdracht tot crematie getekend, schrijft u, en is waarschijnlijk ook de opdrachtgever voor de uitvaart. Als zodanig zou hij ook mogen bepalen wat de asbestemming zou zijn. Echter..., hier kan men een andere opvatting tegenover stellen
Want in deze familieomstandigheden, waarin er geen echtgenote meer is en de kinderen of net of net niet meerderjarig zijn en waarschijnlijk niet direct over eigen geldmiddelen beschikken, is het logisch dat de grootvader de zakelijke afspraken maakt en de opdracht aan de uitvaartondernemer ondertekent e.d.
Maar niet voor zichzelf, maar als zaakwaarnemer voor zijn kleinkinderen, die nèt te jong zijn om het zelf te kunnen regelen en uit eigen zak te betalen. En dan zijn dus de kinderen de 'echte' opdrachtgevers.
De wet geeft niet aan welk familielid bij verschil van mening over een vraagstuk als dit de doorslag geeft. Elders in de wet, waar het gaat om toestemming voor sectie of ontleding, wordt wel een rijtje van personen genoemd, te weten eerst de echtgenoot/partner, bloed- of aanverwanten tot de derde graad, erfgenamen en anderen. Dit rijtje wordt genoemd omdat de wetgever verwacht dat de eerstgenoemden in deze rij het best op de hoogte kunnen zijn van de wens van de overledene. Het gaat niet primair om hun eigen mening. Maar als er geen enkel ander houvast is, blijft dit over.
Overigens wordt op korte termijn - ik schat volgende maand - de Wlb gewijzigd. Er komt dan o.a. in te staan dat "nabestaanden" zorg kunnen dragen voor het bewaren van de asbus. Die term "nabestaanden" lost niets op in een vraagstuk als dit, omdat daar zowel ouders als kinderen als kleinkinderen, als goede vrienden en de kat onder kunnen vallen.
Nu uit de wettelijke regels in het lijkbezorgingsrecht niet zo duidelijk blijkt wie zeggenschap heeft: de grootvader of zijn kleinkinderen, de formele of de materiële opdrachtgevers, moet de zaak anders benaderd worden. De rechter zal een beslissing moeten nemen en zal daarbij waarschijnlijk letten op o.a. drie dingen:
- graad van verwantschap;
- de voorgestelde bestemming van de as en het motief;
- de (on)herroepelijkheid van een keuze.
In de graad van verwantschap gaan de kinderen voor op hun grootvader. Dat de kinderen erfgenamen zijn doet niet zo heel erg veel terzake; dat is slechts een bevestiging van die directe verwantschap. Wel zou omgekeerd tégen de kinderen hebben kunnen pleiten als zij onterfd zouden zijn geweest (tot het minimum van de legitieme portie).
Als de een pleit voor verstrooiing en de ander voor bijzetting, heeft de bijzetting een iets grotere kans van slagen. Na een periode van bijzetting kan men altijd nog besluiten tot verstrooiing, maar andersom niet meer. Als er verschil van mening zou zijn over de plaats van bijzetting, komt de vraag om de hoek kijken waaróm men voor de ene of de andere plaats zou kiezen. Als het motief van bijzetting op lokatie A is omdat het lekker goedkoop is, maar lokatie B zich bevindt in de woonplaats van de kinderen of in een columbarium of op een begraafplaats waar meer familieleden zijn bijgezet, heeft lokatie B meer kans.
U geeft in uw vraagstelling niet aan welke bestemming de grootvader aan de as zou willen geven en waarom. Ondanks dat ik daarom geen compleet beeld heb, verwacht ik dat als deze casus een rechtszaak zou worden, de rechter het conflict ten gunste van de (klein)kinderen zal beslechten.
mr W.G.H.M. van der Putten
24 maart 1998