Toepassing beheersverordening weigeren grafmonument
12 januari 2003
Vraag nummer: 1928 (oude nummer: 2305)
Sun, 12 Jan 2003 00:49
Op een gemeentelijke begraafplaats staan de grafmonumenten met de 'rug' naar het voetpad gekeerd. Iemand heeft die gemeente schriftelijk gevraagd het grafmonument zodanig te mogen plaatsen dat de tekst vanaf het pad te lezen is (in omgekeerde richting dus). De gemeente weigert dit via een eenregelige motivering, nl. met een beroep op de gewenste uniformiteit. In de Beheersverordening staan over dat aspect overigens geen (beleids)regels. Thans heeft betrokkene een bezwaarschriftenprocedure aanhangig gemaakt. Bestaat hierover jurisprudentie? (P.S. Ik vraag dit als onafhankelijk voorzitter van de bezwaarschriftencommissie, die voor het eerst met dit type vraag wordt geconfronteerd).
Antwoord:
Geachte heer of mevrouw,
Dank voor het op mijn verzoek per e-mail (aan mij) bekend maken van de naam van de betreffende gemeente.
Van deze gemeente heb ik een beheersverordening in mijn bezit, maar ik ben er niet zeker van of het de actuele versie betreft. Ik heb een verordening uit 1987, die in 2000 nog gold. In 2000, toen mij de verordening werd toegezonden, werd er bij vermeld dat men aan een nieuwe verordening werkte, die zou worden toegezonden na vaststelling. Ik heb nimmer een ander exemplaar gehad. Maar dat zegt weinig; men kan het vergeten zijn.
Wel weet ik van een relatie, die ik even heb geconsulteerd, dat men in 2001 nog folders verspreidde over de gemeentelijke begraafplaatsen, waarin op blz. 6 nog verwezen werd naar artikel 18, eerste lid, van de beheersverordening. Dat artikel correspondeert met de bepalingen in de oude verordening die ik heb.
In het betreffende artikel staat dart het zonder een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders niet toegestaan is om grafbedekkingen en andere voorwerpen op een graf aan te brengen of te hebben. Niet vermeld is, aan welke eisen een grafbedekking moet voldoen, of welke normen terzake gelden. Het is jammer dat deze gemeente niet in 1991 het advies van de VNG (Groene reeks 116, en er is nog een latere versie) volgde om een andere, m.i. betere, verordening vast te stellen, waarin wél normen zijn opgenomen. Ook is daar in de bepalingen van die VNG-modelverordening gesteld dat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen vaststellen. In deze verordening, van deze gemeente, echter niet.
Het is logisch dat de vergunningsplicht inhoudt dat burgemeester en wethouders ergens aan toetsen. Anders heeft de vergunning geen zin. Als iedereen automatisch een vergunning krijgt, zou het uitsluitend bureaucratie zijn. Wanneer geen nadere eisen zijn aangegeven, ligt het voor de hand om aan te geven dat een aanvraag op essentiële elementen wordt getoetst. Als zulke elementaire zaken zie ik bijvoorbeeld de vraag of de constructie van de grafbedekking deugdelijk is (heeft een staande steen een zodanige fundering dat deze niet bij de eerste windvlaag zal omvallen) en of het monument binnen de maten van het graf past (een zerk van 2 bij 3 meter op een graf van 1 bij 2 meter lijkt mij ook een aanvraag die men mag afwijzen). Maar aspecten als dat men een monument dat binnen het grafoppervlakte past te hoog vindt, of dat men de kleur van een steen niet vindt passen, gaan mij te ver. Dat lijken mij bijkomende aspecten die, nu de verordening geen normen bevat, niet als beperking kunnen worden gehanteerd.
Ik ken geen jurisprudentie over gelijke gevallen. Ik ken wel jurisprudentie over vergelijkbare gevallen, waarin de Afdeling rechtspraak van de Raad van State bepaalde dat als men als gemeente een bepaald strikt beleid wilde, dat dit dan in de verordening moest staan (of in nadere regels krachtens die verordening). Ik heb in mijn boek Begraving (SDU/Vermande, 2000) op 4 blz. een aantal zaken besproken; het gaat me te ver die hier uitgebreid te behandelen. Ze passen geen van allen 100%, maar wel voor 80-90%. En het principe is: als je als houder van een begraafplaats iets wilt beperken, moet je dat maar duidelijk in je verordening regelen.
Als je een bepaalde uniformiteit in grafmonumenten wenst, in uiterlijk of in formaat of inzake de wijze van plaatsing, zal je dat duidelijk in de verordening moeten neerleggen.
Overigens speelt in deze gemeente mogelijk nog iets anders. Er is een commissie voor de begraafplaatsen, die B&W adviseert over algemene aspecten. Ik zou me kunnen voorstellen dat het uiterlijk van de begraafplaatsen en dan ook het uiterlijk van de grafstenen, een aspect is waar deze commissie haar licht over heeft doen schijnen. Echter, wanneer eventuele adviezen van de commissie terzake niet in voorschriften zijn omgezet, hebben ze voor dit geval geen betekenis.
U schreef, toen u mij de naam van de gemeente mededeelde, dat deze gemeente ook heeft besloten om de rechthebbenden op een ander graf, die een aantal keien hebben neergelegd met de tekst naar hetzelfde wandelpad gekeerd, formeel aan te schrijven met het verzoek deze weer om te draaien. Ik merk vooraf op dat een graf slechts één rechthebbende heeft. Maar in deze tweede zaak is het de vraag of deze rechthebbende een vergunning ex artikel 18 heeft. Als die vergunning er is, en er is geen bepaling over de ligging van de steen (van of naar het pad toe gekeerd) opgenomen, dan kan de rechthebbende de steen leggen zo hij of zij het wil. Als de vergunning nu bij de aanschrijving wordt gewijzigd, behoort te zijn opgemerkt dat belanghebbenden bezwaar kunnen maken. Als er nog geen vergunning was, kan men tegen deze vergunning ook bezwaar maken. Ook in deze 2e zaak lijkt mij de verordening geen juridisch houdbare grond bevatten om het besluit op te doen steunen.
mr W.G.H.M. van der Putten
12 januari 2003