Is het mogelijk om de onderhoudskosten in rekening te brengen van de rechthebbende wanneer hij niet reageerd op plaatsing van een bordje bij een graf ivm verwaarlozing?
19 november 2008
Vraag nummer: 5889 (oude nummer: 11760)
Bij de begraafplaats in de gemeente waar ik stage loop plaatsen ze regelmatig een bordje op een graf wanneer het onderhoud te wensen overlaat. Wanneer iemand daar niet op reageert wordt er een aanmaning verstuurd door de begraafplaatsadministratie van de gemeente. De gemeente vraagt zich af in hoeverre het mogelijk is om de kosten van de herstelmogelijkheden uiteindelijk op de rechthebbende te verhalen, indien de rechthebbende zelf geen actie onderneemt.
Antwoord:
Geachte mevrouw,
Er is een verschil tussen wenselijk onderhoud en herstelwerkzaamheden of ernstige verwaarlozing.
Vaak staat er in een beheersverordening of beheersreglement dat men verplicht is om het monument goed te onderhouden. Daarmee is niet bedoeld dat men het monument elke maand een wasbeurt moet geven. Wel, dat het er niet ernstig verwaarloosd uit mag zien.
En herstelwerkzaamheden zijn nog eens iets anders: dan moet er eerst echt iets kapot zijn, anders valt er niets te herstellen.
Het is mogelijk om een rechthebbende aan te schrijven dat hij mankementen aan het grafmonument moet herstellen, indien de verordening daar voorschriften over bevat. Het moet dan wel om duidelijke tekortkomingen gaan zoals breuk van de steen of wanneer een monument wiebelig staat of het monument ernstig verzakt is. Het gaat niet om afbladderende verf van de letters of een hoekje dat van de steen afgestoten is.
Men kan ook een bepaling in de verordening opnemen dat indien de rechthebbende na een verzoek (en een herinnering) niet de noodzakelijke maatregelen voor herstel treft, de gemeente dit doet op kosten van de rechthebbende. Maar dit voorschrift kan alleen van toepassing zijn op graven die zijn uitgegeven terwijl dit voorschrift al bestond. Een grafrecht is een civielrechtelijk zakelijk recht en men kan voorwaarden niet eenzijdig achteraf wijzigen, althans geen ingrijpende als deze. Maar stel dat een dergelijk voorschrift al tijdig zou bestaan, dan kan het nog allerlei problemen opleveren. Ten eerste kan betwist worden of het herstel nodig is; ten tweede kan discussie ontstaan over de deskundigheid waarmee het herstel is uitgevoerd; ten derde kan discussie ontstaan over de hoogte van de kosten (men kan stellen dat een ander goedkoper was); ten vierde moet men het nog maar zien te innen en ten vijfde is het krachteloos als er geen rechthebbende van het graf meer (bekend) is.
Als men maatregelen wil treffen, is het eenvoudiger om in de verordening te bepalen dat de rechten op het graf vervallen kunnen worden verklaard als men niet aan deze (en andere) voorwaarde(n) in de verordening voldoet. Dan heb je pas echt een stok achter de deur. En ook nog een oplossing: als men niets aan het sterk verwaarloosde graf doet, kan het graf verdwijnen. Dan ben je ook van het probleem af. Natuurlijk kan ook hier discussie over ontstaan, maar aan die discussie komt een einde door te doen wat dan kan: het graf opheffen.
U moet zich echter realiseren dat maatregelen van dit type niet meteen voor alle graven direct in een klap in te voeren zijn. Dat is een proces, dat misschien wel 20 jaar in beslag neemt. Maar als je er niet mee begint, krijgt je het nooit ingevoerd. Daarom adviseer ik altijd om wel dergelijke maatregelen in de verordening op te nemen. Door tijdsverloop worden ze op alle graven van toepassing, behalve op graven die voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven.
Want zulke maatregelen gelden alleen als ze al bestaan op het moment van uitgifte van het graf, of als ze bestaan op het moment dat een grafrecht wordt verlengd. En dat laatste is van groot belang. Bij verlengingen moet men namelijk wel de wijzigingen in de verordening accepteren, zoals die bestaan op het moment van de verlenging. En zo krijg je langzaam de situatie dat nieuwe voorwaarden die een plicht voor de rechthebbende inhouden, elk jaar voor meer rechthebbenden gelden.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten