Grafschennis uitspraken?
16 juni 2008
Vraag nummer: 5497 (oude nummer: 10891)
Geache heer/mevrouw,
Zijn er uitspraken van de rechtbank, gerechtshoven of Hoge Raad over grafschennis te vinden?
Met vriendelijke groet
Antwoord:
Geachte mevrouw,
Ja, die zijn er wel. Recent bijvoorbeeld een arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2008.
Maar dit soort zaken is erg specialistisch en juridisch. Voor een leek bijna niet te begrijpen.
> Inhoudsindicatie HR 20 mei 2008: Antilliaanse zaak. Art. 366 SrA, vernielen en onbruikbaar maken van een lijk. 1. Verhouding art. 366 SrA en art. 157 SrA (wegmaken van een lijk). 2. Toebehoren van een lijk. 3. Onbruikbaar maken. Ad 1. s Hofs oordeel dat geen sprake is van een (systematische) specialis-verhouding tussen art. 157 SrA en art. 366 SrA geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Daarbij wordt - naast de door het Hof met juistheid in beschouwing genomen omstandigheid dat deze bepalingen de in zijn overweging genoemde, verschillende, rechtsbelangen beschermen - in aanmerking genomen dat het bij art. 157 SrA voorziene misdrijf niet alle bestanddelen bevat van het bij art. 366 SrA strafbaar gestelde feit, terwijl in de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten zijn te vinden voor de opvatting dat art. 157 SrA t.o.v. art. 366 SrA niettemin moet worden beschouwd als een bijzondere strafbepaling. Gelet daarop faalt het middel vzv. het ertoe strekt te betogen dat het Hof ten onrechte art. 157 SrA niet heeft toegepast omdat deze bepaling een specialis zou zijn van art. 366 SrA. De omstandigheid dat verdachte en zijn mededaders uitsluitend het oogmerk hebben gehad het overlijden van het slachtoffer te verhelen, kan niet meebrengen dat art. 157 SrA had dienen te worden toegepast en staat ook overigens niet in de weg aan veroordeling o.g.v. art. 366 SrA. Ad 2. De klacht dat het lijk niet kan worden aangemerkt als een goed dat aan een ander toebehoort i.d.z.v. art. 366 SrA, kan niet tot cassatie leiden omdat het berust op een onjuiste rechtsopvatting. De erven of nabestaanden van een overledene hebben een zodanige zeggenschap over het lijk van hun overleden familielid - zij het beperkt door wat de wet gebiedt en door wat voortvloeit uit godsdienstige en zedelijke opvattingen, alsmede door wat door de overledene zelf met inachtneming van e.e.a. is bepaald - dat van toebehoren i.d.z.v. deze bepaling moet worden gesproken. Ad 3. De klacht dat de bewezenverklaarde handelingen niet kunnen worden aangemerkt als onbruikbaar maken van het lijk, kan evenmin tot cassatie leiden. Het Hof heeft deze handelingen zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting kunnen beschouwen als onbruikbaar maken van het lijk, welk begrip in de t.l.l. klaarblijkelijk is gebruikt in dezelfde betekenis als in art. 366 SrA. De door deze handelingen bewerkstelligde verminking van het lijk vormt immers een aantasting van de ongeschonden staat waarin het stoffelijk overschot uit een oogpunt van respect voor de overledene behoort te worden gelaten. Daardoor zijn de nabestaanden niet in staat geweest het stoffelijk overschot met het aan de overledene verschuldigde respect te begraven.<
Misschien hebt u maar een eenvoudige vraag en kunt u beter die vraag stellen. Ik denk niet dat u met dit soort arresten veel kunt, tenzij u jurist of gevorderd student bent.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten