Doorslaggevende stem bij verzoek om toestemming voor opgraving en herbegraving in Duitsland
19 maart 2004
Vraag nummer: 2993 (oude nummer: 4139)
In februari 2002 wordt een Nederlandse man op een algemene begraafplaats in Nederland begraven in een eigen graf. Het graf komt op naam van de Duitse vriendin, waar hij op het moment van overlijden mee samenleefde. Tevens wordt een tweede graf (voor de vriendin) gereserveerd.
Eind 2003 verzoekt de vriendin de burgemeester om toestemming tot opgraving van het stoffelijk overschot en aansluitend herbegraving van haar overleden partner in een aangekocht graf in de Duitse deelstaat Niedersachsen waarheen zij inmiddels is verhuisd.
De overledene had twee zonen, waarvan er tenminste één absoluut niet wil dat het stoffelijk overschot van vader wordt opgegraven en overgebracht; de andere waarschijnlijk ook niet.
Blijkens de papieren is in Duitsland al in november 2001 een dubbel graf aangekocht. De vrouw beweert dat het de wens van haar partner was om uiteindelijk in het desbetreffende graf in Duitsland begraven te worden en dat de graven ook samen zijn gekocht (dit laatste blijkt echter niet uit de bevestiging van de aankoop).
Mijn vraag is nu of hier de wens van de partner zwaarder kan wegen dan de wens van één of meerdere kinderen. Als deze vraag eventueel bevestigend beantwoord kan worden, dan komt uiteraard ondermeer nog het aspect van de grafrust(termijn) en dat van de Duitse regels op dit gebied om de hoek.
Graag uw advies hoe in het onderhavige geval te werk te gaan.
Met vriendelijke groet.
J.H.Zengerink, medewerker afd. Bevolking
Antwoord:
Geachte heer Zengerink,
Uw burgemeester moet natuurlijk zelf zijn afweging maken. Maar als ik zijn adviserend ambtenaar was, zou ik op de volgende punten letten en die onder zijn aandacht brengen.
Formeel is het volgende aan de orde. De rechthebbende op een eigen graf kan een opgraving en herbegraving vragen. Dat is hier ook aan de orde; de Duitse vriendin is rechthebbende. Derden-belanghebbenden mogen tegen een besluit daarover bezwaar maken (en al vooraf hun zienswijze kenbaar maken). Een kind van de overledene heeft bezwaar; een tweede kind mogelijk ook.
Leidend voor de lijkbezorging is de wens van de overledene. Er is evenwel geen wens op papier (testament of codicil of andere verklaring) bekend. De rechthebbende stelt dat het de wens van de man was om in Duitsland begraven te worden en dat er al een dubbelgraf aanwezig was. Dat is echter een ongeloofwaardige stelling. Als de man de wens had om in Duitsland begraven te worden en er zou al enkele maanden tevoren een graf gekocht zijn, zoals gesteld wordt, waarom is er dan niet direct in Duitsland begraven? Dat lijkt dan toch logisch. Uit het feit dat een tweede graf in uw gemeente voor de vriendin wordt gereserveerd, is eerder af te leiden dat het op dat moment de bedoeling is het Nederlandse graf het definitieve graf is. Dat is niet te rijmen met de nu gestelde wens van de overledene. Het doet vermoeden dat die wens er helemaal niet was.
Als verlof voor een opgraving wordt gevraagd, dient de burgemeester advies in de winnen bij de inspectie voor de volksgezondheid. Deze taak wordt uitgeoefend door de VROM-inspectie en die adviseert als vaste beleidslijn aan te houden dat opgraving mogelijk is binnen 2 maanden na de begrafenis, of na 10 jaar er na. Anders gezegd: opgraven kan als de kist nog nagenoeg intact is, of juist pas later als er volledige skelettering heeft plaatsgevonden. In bijzondere gevallen kan van deze termijn worden afgeweken (denk dan aan gevallen dat nabestaanden van een slachtoffer van een misdrijf of ongeluk pas na maanden kunnen worden opgespoord, dat pas na 2 of 3 maanden een testament wordt geopend of dat een rechtszaak de termijn heeft opgerekt), maar daar is hier geen aanleiding toe. Als de man de wens had om in Duitsland begraven te worden, had dit direct in februari 2002 kunnen gebeuren. Er is geen logische verklaring voor het uitstel, althans u schrijft dat niet.
Mede gelet op het advies van de VROM-inspectie zoals opgenomen in de inspectierichtlijn lijkbezorging en het principe van grafrust voor een termijn van 10 jaar en de omstandigheid dat er nu geen nieuwe zwaarwegende feiten zijn die de situatie nu anders maken dan in februari 2002, zie ik geen reden om verlof te verlenen.
Dat een of mogelijk meer kinderen bezwaar heeft, is een extra overweging om geen verlof te verlenen (maar ik vind het geen doorslaggevend argument, zoals ik verderop zal aangeven). Anders gezegd: dat deze mevrouw in februari 2002 de man in Nederland heeft laten begraven, was een keuze. Daar zit ze aan vast, als ze nu geen zwaar wegende nieuwe argumenten in het geding kan brengen. Dat ze begin 2002 al over een graf elders beschikte, pleit nu juist in haar nadeel, want dan had ze er in 2002 makkelijk gebruik van kunnen maken.
Ze zou in 2012 eventueel nog eens een aanvraag voor opgraving kunnen indienen. Dan speelt de termijn van grafrust van 10 jaar geen rol meer en kan de beslissing van de burgemeester anders uitvallen. Als er dan verschil van mening is tussen de vriendin en de zoon, mogen de rechten van de rechthebbende op het graf prevaleren. Wellicht is dan de wens vervlogen. Of het verzet van de zoon. De tijd heelt vele wonden.
Nu naar uw kern-vraag, de titel van deze vraag.
U vraagt of de wens van de partner zwaarder mag wegen dan die van een of meer kinderen. Nee. Maar met deze vraag kom je ook niet tot een oplossing bij dit soort problemen. Deze afweging is namelijk niet (voldoende) relevant.
De wens van de partner/echtgenoot of andere levensgezel weegt niet zwaarder. Maar ook de wens van een of meer kinderen weegt niet zwaarder. Ze zijn even zwaar. Het enige dat zwaarder weegt, is de wens van de overledene. Maar als geen wens bekend is, kun je die niet wegen. Als gestéld wordt dat er een wens was zoals in dit geval moet je kijken naar de waarschijnlijkheid van die stelling. Als die wens er was, dat die meteen in februari 2002 uitgevoerd moeten worden. Dat lijkt mij simpel. Dat dit niet is gebeurd is een aanwijzing dat die wens er niet was; of er misschien wel was, maar niet erg zwaar. En dan hoef je er nu ook geen rekening mee te houden.
Als de vriendin voor is, en een kind tegen, of andersom, is dat géén reden voor een beslissing de ene of de andere kant op. Het is dan logischer om de bestaande situatie te houden zoals die is, omdat er onvoldoende reden is om iets te veranderen.
Dat de herbegraving in een ander land plaats vindt, is overigens geen punt van overweging of relevantie. Voor het wel of niet geven van het verlof tot opgraving doet dat er niet toe. Dat men zich bij herbegraving, transport e.d. moet houden aan buitenlandse regels, is een zorg van betrokkene, niet van de gemeente.
Ik hoop dat u iets aan deze overwegingen hebt.
Met vriendelijke groet en nogmaals met dank voor de verordening die u mij twee weken geleden zond,
mr W.G.H.M. van der Putten