Wie moet grafsteen verwijderen? (ex-echtgenote heeft onrechtmatig steen laten plaatsen)
25 juli 2003
Vraag nummer: 2362 (oude nummer: 2843)
Geacht heer van der Putten,
Op de begraafplaats van de "Stichting Hervormde Begraafplaats "Haaksbergen"werd in april 2002 begraven de heer X; hij was gehuwd en eerder gescheiden; 1 minderjarig kind uit eerste huwelijk. Graf op naam weduwe=rechthebbende. Steenhouwer vroeg vergunning voor plaatsen grafsteen met als rechthebbende op het formulier de ex-echtgenote (dit werd door de stichting niet opgemerkt). Na telefonische informatie over aard van de steen werd vergunning verleend.
Stichting ontving 1/7 verzoek namens weduwe de steen te verwijdereen, anders kort geding.
Stichting heeft ex-echtgenote op 10/7 verweten onrechtmatig te hebben gehandeld door zich voor te doen als rechthebbende en haar dringend verzocht de steen te verwijderen.
Op 14/7 brief van advocaat ex-echtgenote ontvangen met mededeling dat hij brief aan advocaat van de weduwe had gestuurd om de zaak in der minne te regelen (kopie van gedeelte verzonden brief was bijgevoegd). In de door hem verzonden brief staat o.a. dat de ex-echtgenote weliswaar niet de rechthebbende is, maar dat zij als wettelijk vertegenwoordigster van haar (en van de overledene) minderjarige zoon de steen heeft doen plaatsen.
Op 21/7 deelt advocaat van de weduwe aan stichting mee dat niet op de brief van de advocaat van de ex-echtgenote in te gaan en niet akkoord te gaan met enig uitstel.
De stichting stelt zich voor de ex-echtgenote in de gelegenheid te stellen de steen te verwijderen en als dat niet gebeurt binnen gestelde termijn, de steen zelf te verwijderen en (tijdelijk) op te slaan op de begraafplaats.
Graag uw advies.
Met vriendelijk groet,
J. Voortman,
bestuurslid stichting.
Antwoord:
Geachte heer Voortman,
Ik kan me voorstellen dat als een steenhouwer een vergunning vraagt voor de plaatsing van een monument, het niet direct opvalt dat zijn klant niet de rechthebbende is. Daar had wel op gelet moeten worden, maar ja, in de praktijk zal het wel vaker voorkomen. Bijvoorbeeld in het geval dat een ouder persoon rechthebbende is van het graf van de pas overleden echtgenoot of echtgenote en dat een dochter of schoonzoon met een andere achternaam allerhande zaken voor vader of moeder regelt. Dan is dat een normale en uiteraard legitieme situatie.
Het verlenen van de vergunning via de steenhouwer aan de voormalige echtgenote heeft op zich geen consequenties. Want niet het hebben van een vergunning is doorslaggevend om een steen te kunnen plaatsen, maar het hebben van toestemming van de rechthebbende. Ik kan bijvoorbeeld bij de gemeente een vergunning vragen om te kunnen bouwen op een perceel dat ik (nog) niet in bezit heb. Die vergunning kan ik probleemloos krijgen. Maar ik kan hem alleen gebruiken met toestemming van de eigenaar of wanneer ik zelf eigenaar ben. Ook kan het zijn dat het gebruik van een vergunning privaatrechtelijk onrechtmatig is jegens derden. Gemeenten zetten standaard in bouwvergunningen dat dit niets zegt over de privaatrechtelijke verhoudingen van de vergunninghouder met derden. Begraafplaatshouders zetten dit nooit uitdrukkelijk in een vergunning, maar feitelijk is het ook zo. Kortom: de voormalige echtgenote kan dan wel een vergunning voor een monument hebben, maar juridisch kan en mag ze er niets mee.
In dit geval heeft de weduwe terecht tegen de plaatsing van het monument geprotesteerd. Zij heeft het volste recht om te verlangen dat de steen wordt weggehaald. Zij is rechthebbende. Dat de eerste echtgenote zich opwerpt als wettelijk vertegenwoordiger van het minderjarige kind van de overledene, is niet relevant. Want het kind is geen rechthebbende en heeft juridisch geen enkele positie. Tenminste, ten opzichte van het graf. Het kind zal zeker erfgenaam zijn - overigens net zoals de tweede echtgenote/weduwe - maar een erfgenaam heeft geen zeggenschap over het graf van de erflater. De weduwe ontleent haar zeggenschap ook niet aan het erfgenaam zijn, maar aan het rechthebbende zijn.
Het is goed dat beide partijen in deze zaak hun standpunt duidelijk hebben gemaakt. De (advocaat van de) voormalige echtgenote mag best proberen om een minnelijke regeling te treffen, maar als de rechthebbende dat afwijst, houdt het simpelweg op.
Uw voorstel, om de ex-echtgenote nu in de gelegenheid te stellen de steen te verwijderen, is de enige juiste werkwijze. Er dient een redelijke termijn te worden gesteld. Normaal zou ik zeggen: 2 weken. Maar in de vakantieperiode is wellicht 3 of 4 weken redelijker. U moet haar ook aansprakelijk stellen voor de kosten als zij de steen niet binnen die termijn verwijdert: dan verwijdert u de steen en slaat haar 1 maand (niet langer) op om haar in de gelegenheid te stellen de steen alsnog af te halen, nĂ¡ voldoening van de kosten. U moet dan noemen de kosten van het afnemen, opslaan en het afvoeren van de steen, en eventuele kosten van juridische bijstand aan uw kant en andere direct of indirect door haar veroorzaakte kosten. Als zij daar niet op ingaat en de steen er na 1 maand nog staat en de kosten niet betaald zijn, kunt u feitelijk overwegen om de steen aan een steenhouwer te verkopen, om nog iets van uw kosten terug te zien. Sommige stenen hebben nog een restwaarde, als het een courant model is en de steen door het afslijpen van enkele millimeters weer te gebruiken is. De opbrengst kan de stichting dan geheel in eigen zak steken. Mevrouw heeft na die maand immers feitelijk afstand gedaan.
U mag niet onmiddellijk zelf de steen verwijderen, zoals de advocaat van de rechthebbende vraagt. Dat zou weer onrechtmatig zijn jegens de eerste echtgenote; zij moet in de gelegenheid worden gesteld binnen een korte maar redelijke termijn de zaak op te lossen en haar schade te beperken.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten