Ruiming of opgraving?
25 juli 2003
Vraag nummer: 2364 (oude nummer: 2848)
Geachte heer Van der Putten,
Wij ontvingen een verzoek van nabestaanden om een graf te laten schudden en dezelfde dag een begraving te laten plaatsvinden in hetzelfde graf. De laatste begraving heeft plaatsgevonden in 1966.
Het (ongeschreven) beleid is altijd geweest om hier geen toestemming voor te geven. Aangezien de gemeentelijke verordening hier echter wel in voorziet en de gemeente in de toekomst van plan is om op grotere schaal te gaan ruimen, zijn wij aan het verzoek tegemoetgekomen. De werkzaamheden worden uitgevoerd door een gespecialiseerde firma.
De vraag is geweest welk artikel van toepassing is in deze zaak, artikel 29 of 31 van de Wet op de Lijkbezorging. Ook mede gelet op uw antwoord op vraag nr. 265 is gekozen voor het laatste. Er is dus geen toestemming tot opgraving namens de burgemeester afgegeven, maar er is opdracht gegeven tot ruiming.
Toch is er ook jurisprudentie te vinden (KB 27 april 1959, AB 1959, blz. 649) waarin in een gelijke situatie gesproken wordt over opgraven. Welk artikel acht u van toepassing?
Aangezien werd gekozen voor toepassing van artikel 31 zou twee maanden tevoren een kennisgeving moeten uitgaan naar de regionaal inspecteur. Telefonische navraag leerde echter dat deze zonder meer toestemming gaf voor een verkorting van deze termijn (i.c. twee dagen!).
De verwachting is dat in de toekomst meer van dergelijke verzoeken worden ingediend. Is het redelijk om in die gevallen een beroep te doen op de bepaling van artikel 31 en het verzoek af te wijzen omdat de termijn tussen overlijden en (her)begraven dan wel erg kort is?
Met vriendelijke groet,
R. Storms
Burgerzaken gemeente Heerlen
Antwoord:
Geachte heer Storms,
U weet met uw achtergrond, dat ongeschreven beleid van een gemeente eigenlijk géén beleid is. Het beleid moet voor de burger kenbaar zijn. En als de verordening het op verzoek ruimen van een graf toestaat, is zon verzoek natuurlijk al helemaal niet meer te weigeren. Behalve waneer het verzoek niet van de rechthebbende afkomstig is, dan wel deze er niet mee instemt.
Een begraafplaatshouder kan een verzoek tot (gedeeltelijke) ruiming van een graf of een opgraving uitbesteden aan een gespecialiseerd bedrijf. Dat heeft vaak zin als het gaat om een opgraving binnen de termijn van grafrust, of wanneer te verwachten is dat de ontbinding van het lichaam niet correct verlopen is. Dan kunnen de werkzaamheden een grote psychische belasting van het eigen personeel zijn, dat dit niet gewend is. Maar als het gaat om een graf dat zon 40 jaar oud is, is dat vaak een klusje waarvoor je je hand niet hoeft om te draaien en geen speciaal personeel nodig is. Op sommige begraafplaatsen treft men na die termijn zelfs helemaal niets meer aan, niet het geringste botje. Ik merk het in de kantlijn maar op, om de gemeente of betrokkene onnodige extra kosten te besparen.
Het is overigens altijd goed als de beheerder van de begraafplaats zulke werkzaamheden bijwoont, om zich een idee te vormen van de conditie van de graven. Dat kan nuttig zijn voor volgende werkzaamheden, vooral als een gemeente denkt aan grootscheepse ruimingen. Alhoewel men altijd bedacht moet zijn op uitzonderingen, bijvoorbeeld door het gebruik van ouderwetse (te) degelijke lijkhoezen.
Regelmatig schudden is voor het beheer van de begraafplaats zelfs prettig, omdat men dan inzicht krijgt in de gemiddelde situatie van de graven. Men kan dan ook beter met bedrijven in gesprek om de kosten van grootschalige ruimingen te calculeren.
Inderdaad is het schudden op verzoek een kwestie die gevoelsmatig een beetje tussen artikel 29 (opgraven) en 31 Wlb (ruimen) in zit, maar het wordt beschouwd als ruiming. Er is geen verlof van de burgemeester voor nodig en derden kunnen er geen bezwaar tegen maken. In de Inspectierichtlijn lijkbezorging van de Inspectie voor de milieuhygiëne is wel gesteld dat de Wlb het begrip schudden niet kent, maar dat is onzin. Schudden is de oudste en eenvoudigste vorm van ruiming. Alleen gebeurt het meestal niet op verzoek, maar gewoon als het graf waarvan de rechten verlopen zijn, aan een ander wordt uitgegeven en de plek klaar wordt gemaakt voor een nieuwe begraving.
Schudden kan gebeuren op een termijn van enkele dagen of zelfs uren. In de Inspectierichtlijn lijkbezorging is aangegeven dat men in het geval van een onvoorziene individuele ruiming van de termijn van 2 maanden mag worden afgeweken. Overigens zijn die meldingen in de praktijk een dode letter van de wet. Ik heb nog nooit gehoord dat de Inspectie iets met die meldingen deed. Veel begraafplaatshouders die er zich in den beginne keurig aan hielden, zijn er dan ook na verloop van tijd mee opgehouden. Het is één van de bepalingen in de Wlb die op de nominatie staat om te sneuvelen, als de wet herzien wordt. De achterliggende idee van de bepaling is goed, namelijk om in te kunnen grijpen als ruiming niet verantwoord zou zijn. Maar omdat de technische conditie van de graven vaak onbekend is, is ook onbekend of ruiming al dan niet verantwoord is. En er zit een grote tegenstrijdigheid in het geheel: als stoffelijke overschotten slecht verteren, zouden ze juist wel geruimd moeten worden om het proces van ontbinding weer op gang te krijgen. Ondiep herbegraven van de resten of het bergen in een kelder die als knekelput dient, is dan de beste aanpak. Als er maar (weer) zuurstof bij kan komen, daar gaat het om.
De gemeente heeft juist gehandeld. Als er in de toekomst weer van die verzoeken komen, kunnen ze conform artikel 31 afgehandeld worden.
Overigens staat e.e.a. zeer uitgebreid en duidelijk beschreven in de Handleiding Opgraven en Ruimen uit 2001 van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen (LOB). Precies de antwoorden op uw vragen. Ik begrijp indirect uit uw vragen dat uw gemeente geen lid van de LOB is. Dat is jammer, want het had u veel uitzoekwerk kunnen besparen. De genoemde Handleiding is o.a. te verkrijgen via bedrijfsbureau@begraafplaats.nl en is opgenomen in het Thematisch handboek lijkbezorging van uitgeverij SDU/Vermande.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten