In hoeverre kan de stellige indruk worden gewekt dat men rechthebbende is op een graf voor onbepaalde tijd?
14 december 2008
Vraag nummer: 5981 (oude nummer: 11955)
Geachte heer Van der Putten,
Het gaat om een grafkelder voor vijf personen, waarvoor het uitsluitend recht voor onbepaalde tijd is verleend in 1926 en waarin alleen mijn overgrootouders liggen begraven.
In 2003 werd ik door de begraafplaats Xxxxxxxxxxx schriftelijk uitgenodigd voor een gesprek over de staat waarin het graf verkeerde.
Mijn naam en adres waren toen, als afstammeling in de rechte lijn van de oorspronkelijk rechthebbende, in de administratie van de begraafplaats bekend. Een week later heb ik met de opzichter het graf bekeken en geconstateerd dat er geen sprake was van grove verwaarlozing. De kelder verkeerde volgens de opzichter in goede staat. De hardstenen dekplaat zou enkele scheurtjes vertonen. De letters in haut-reliƫf waren gaaf en zeer goed leesbaar.
De volgende dag ontving ik een in te vullen verklaring van afstand.
Die heb ik niet getekend.
Door dit alles was ik ervan overtuigd rechthebbende te zijn. Hoe zou ik afstand kunnen doen van iets dat ik niet heb?
Wel heb ik de begraafplaats schriftelijk nog enige vragen gesteld over het oorspronkelijk ingestelde grafrecht en over de naar mijn mening redelijke staat van de dekplaat. De reactie daarop ging vergezeld van een kopie van de grafakte uit 1926, met de naar ik nu begrijp gebruikelijke bepaling over een verplicht verzoek om overboeking van het grafrecht binnen zes maanden. Indien aan dit laatste niet wordt voldaan, blijft de grafkelder nog twee jaar ter beschikking van de nieuwe rechtverkrijgende.
Onlangs heb ik mij, nog steeds in de overtuiging rechthebbende te zijn, weer eens naar de balie van de begraafplaats begeven om te informeren naar de stand van zaken.
Nu werd mij opeens het volgende gezegd.
1. Ik ben niet rechthebbend op het graf en ben dat ook nooit geweest. Mijn vader, overleden in 2000, was volgens de administratie wel rechthebbend.
2. Het graf verkeert nog in de oorspronkelijke staat. In afwachting van een eventuele nieuwe rechthebbende mag de begraafplaats het graf ruimen en de dekplaat vernietigen.
3. Van een voorgenomen ruiming van het graf word ik niet tevoren op de hoogte gesteld.
In dat verband werd ook nog gezegd dat ik indertijd niet eens een nieuwe steen op de kelder zou hebben mogen laten neerleggen. Daarvoor zou ik eerst (tegen betaling) nieuwe rechtverkrijgende moeten worden.
Mijn vraag is nu: waarom heeft de begraafplaats mij indertijd schriftelijk uitgenodigd voor een gesprek over de staat van het graf, mij vervolgens een afstandsverklaring toegestuurd, om mij tenslotte mede te delen: met u hebben wij niets te maken.
Hoogachtend,
XX
Antwoord:
Geachte heer,
In het reglement van de begraafplaats Xxxxxxxxx staat dat indien een grafrecht na het overlijden van de laatste rechthebbende niet binnen een jaar op naam van een nieuwe rechthebbende is overgeschreven, het bestuur het grafrecht vervallen kan verklaren. Als uw vader rechthebbend was en in 2000 overleed had u het recht binnen een jaar over moeten laten schrijven. Maar als dat niet gebeurd is, dat overschrijven bedoel ik, is het nog niet zeker dat de rechten vervallen verklaard zijn. Men moet maar eens aantonen dat dat ook gebeurd is.
Voorts staat in het reglement dat als de termijn verstreken is, het grafrecht alsnog op naam van een nieuwe rechthebbende kan worden gesteld, tenzij het graf inmiddels geruimd is. Dat is nog niet gebeurd, dus ik meen dat u nu kunt vragen het graf op uw naam te stellen.
Het is bijzonder merkwaardig dat de begraafplaats wel over uw naam en adres beschikt en u zelfs bent uitgenodigd voor een gesprek over de staat van het graf, terwijl men u niet als rechthebbende zag. Volgens de geest en strekking van de Wlb moet men rechthebbenden of vermoedelijke rechthebbenden proberen op te sporen. Het zou voor de hand gelegen hebben om u te benaderen en te vragen of u de rechten van uw vader over wilde nemen.
Ik zie geen reden om kosten te betalen om rechthebbende te worden. Deze begraafplaats kent het beleid om bij wisseling van de rechthebbende onderhoudsbijdragen te vorderen. Ik kan er maar een ding over zeggen: men kan het alleen vriendelijk vragen, maar niet afdwingen.
Als ik u was zou ik schriftelijk vragen om het graf op uw naam te zetten. U bent geen onderhoudsbijdragen verschuldigd, omdat dat op grond van oude akten niet nodig is. Het nieuwe beleid van de begraafplaats is voor oude graven niet van toepassing. Ik ken de nodige precedenten op deze begraafplaats, waar men heeft toegegeven dat men dat inderdaad niet hard kan maken. Als men toch volhardt, geef ik u in overweging om een klacht in te dienen bij de Ombudsman uitvaartwezen (www.uitvaart.nl/ombudsman).
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten