Aanspraak op weiland? (voor afkoop onderhoud)
30 maart 2003
Vraag nummer: 2134 (oude nummer: 2537)
Mon, 31 Mar 2003 19:17
Beste heer Van der Putten,
Ik ben administrateur van een kleine kerkelijke begraafplaats in Xxxxxxx. Op onze begraafplaats liggen sinds ongeveer 1932 een paar graven van de familie Xyz. De graven staan op naam van een stichting van de familie, de Stichting tot instandhouding Graven Xyz. Het stichtingsbestuur is een oude mevrouw, alleen, terwijl er volgens de statuten van de stichting minstens 3 bestuursleden moeten zijn, een kleindochter van de oprichter. Die oprichter is er ook begraven. Deze mevrouw wilde vorig jaar de jaarlijkse onderhoudskosten niet betalen. Ze klaagt dat die kosten zo hoog zijn (dat valt met 45.- voor alle graven samen wel mee). De graven zijn voor onbepaalde tijd uitgegeven. Nu was het zo, dat in de notulen van het College van Kerkvoogden in een vergadering van 1927 staat, dat de familie graven wilde hebben en wel 'eeuwigdurend' en dat ze voor de afkoop van die kosten een weiland aan de kerkvoogdij wilde geven. Dat weiland is nu bezit van de stichting, we zijn dat nagegaan bij het kadaster. Ook weten wij dat het weiland verpacht is, en dat de inkomsten veel hoger zijn dan de kosten van de graven. Jaarlijks zal de pacht zo'n 250,- opbrengen, ook na aftrek van lasten.
Wij hebben een uitvoerige correspondentie met die mevrouw gehad en op 20 maart schreef ze dat ze de graven wel terug wilde geven. Maar het gaat om karakteristieke oude monumenten. Ze zijn verwaarloosd en zouden opgeknapt moeten worden. Maar wij willen ze graag behouden. Alleen... niet op onze kosten.
Ik heb de volgende vraag.
In hoeverre zouden wij nog aanspraak kunnen maken op het weiland, want uit de notulen blijkt dat de zaak eigenlijk al rond was. Want er was toen besloten om het aanbod voor het weiland aan te nemen en er een brief over te schrijven. Maar die brief zit niet in het archief en ook andere brieven niet. Ook andere stukken hebben wij niet meer.
En we kunnen natuurlijk altijd wel naar de kantonrechter stappen, maar we willen de zaak liever in overleg oplossen.
Wat adviseert u ons?
(naam bekend)
Antwoord:
Geachte mevrouw,
Laat ik met het laatste punt beginnen. Kunt u naar de kantonrechter? Ik weet het niet. Want de eerste vraag is: is de stichting onderhoud verschuldigd?
Wat in beginsel essentieel is, zijn 2 (of meer) stukken. Namelijk 1) het plaatselijk reglement voor uw begraafplaats dat gold op het tijdstip dat de bewuste graven zijn uitgegeven en 2) een afschrift van de grafakte(s) voor de betreffende graven. Een nieuw reglement vervangt namelijk niet zonder meer in alle opzichten een oud reglement. Als in het oude reglement stond dat graven voor onbepaalde tijd werden uitgegeven, waarbij alle kosten konden worden afgekocht, en uit de grafakte(s) blijkt dat het om zulke graven ging, dan is het niet mogelijk om bijvoorbeeld op enig moment onderhoudsbijdragen te vragen.
Wat eerst vastgesteld moet worden, is of uit de oude stukken blijkt, of er een betalingsverplichting was. En op grond daarvan nog steeds is. Ook als u met een vordering naar de kantonrechter zou gaan, zal deze in beginsel dezelfde vraag stellen: toon aan dat er een betalingsverplichting is. Het nieuwe reglement is in dit opzicht een mager bewijs. Het is altijd zaak om oude reglementen, en uiteraard ook afschriften van grafaktes e.d., te bewaren. Dàt is de basis van uw vordering.
In dit concrete geval bestrijdt de betreffende mevrouw blijkbaar niet dat er betaald zou moeten worden. Maar als zij dat wel zou doen, zou u eigenlijk met lege handen staan; u hebt geen bewijs. Althans voor de kantonrechter. Want wie een vordering heeft, moet hem kunnen bewijzen.
Maar u bent niet de enige begraafplaats in Nederland die geen oude stukken bewaarde of waar in het verleden zelfs geen stukken zijn opgemaakt. Betekent het bovenstaande dat zo'n begraafplaats altijd met lege handen staat? Nee. Wat u dan namelijk wel zou kunnen doen, is het grafrecht vervallen verklaren, omdat niet aan een verplichting is voldaan. Op dat moment draait de bewijslast om, en is de rechthebbende stichting/mevrouw degene die moet bewijzen dat er geen betaalverplichting (meer) was en het vervallen verklaren onterecht was en ongedaan moet worden gemaakt. En als zij dat niet kan aantonen en de graven toch wil behouden, zit er niets anders op dan betalen. Zo is de zaak toch weer rond.
Maar - zoals gezegd - nu in dit geval de stichting niet bestrijdt dat betaald zou moeten worden, mag een betalingsverplichting worden aangenomen.
Maar de stichting betaalt niet; wat nu?
- U stelt dat u "natuurlijk" naar de kantonrechter (tegenwoordig de sector Kanton van de rechtbank) kunt stappen. Naar de kantonrechter gáán, kan natuurlijk altijd. Maar er gelijk krijgen, is nog een ander verhaal. Want de rechter zal ook bewijs van de vordering vragen. En de basis, het grafbewijs, ontbreekt. U hebt dan wel de oude notulen uit 1927, maar dat is éénzijdig. Een stuk met een handtekening van de toenmalige rechthebbende, of de stichting, ontbreekt.
- Hebt u recht op overdracht van het weiland, tot afkoop van de kosten van het onderhoud? Ik meen van niet. Uit de notulen van 1927 blijkt de aanzet om tot een overeenkomst te komen, maar blijkbaar is die overeenkomst niet tot stand gekomen. Het feit dat u nu nog rekeningen stuurt, is al de erkenning daarvan. En stel dat in 1927 een vordering of afspraak tot overdracht van het weiland tot stand was gekomen, dan is die vordering al lang verlopen (5 jaar nadien). Uit het feit dat later de huidige stichting tot stand is gekomen, die het weiland thans in eigendom heeft, blijkt dat uiteindelijk anders is beslist door de rechthebbende en/of diens erven en de toenmalige kerkvoogdij heeft zich daar niet tegen verzet. Althans niet zodanig, dat de zaken anders zijn gelopen.
- Mevrouw heeft tegenover u geklaagd dat zij (de stichting) het geld niet heeft. U hebt enige recherchewerk verricht en komt tot de conclusie dat er voldoende inkomsten moeten zijn. Dat kan wel zo zijn, maar daarmee kunt u de stichting niet tot betaling verplichten. U hebt dan alleen een gerechtvaardigd vermoeden dat als een rechter de stichting een betalingsverplichting zou opleggen, zij die ook kan voldoen. Maar een onwillige schuldeiser is niet tot betaling verplicht, louter en alleen omdat hij geld heeft.
- Het bovenstaande is weinig hoopgevend voor u. Wat kunt u dan nog doen?
Wat u normaal gesproken zou kunnen doen, is het grafrecht vervallen verklaren, wegens niet nakoming van een betalingsverplichting, mits uw reglement er een handvat voor biedt; ik heb in eerdere artikelen in het vakblad De Begraafplaats wel eens model-bepalingen opgenomen, die inhouden dat men een grafrecht kan laten vervallen wegens het niet nakomen van een verplichting in of krachtens het reglement. Als een dergelijke bepaling ontbreekt, zou men het wellicht kunnen schuiven onder een gebruikelijk slotartikel van het reglement: in het geval van een geschil beslist het College van Kerkvoogden. Maar dat is toch wat zwakker en in het geval van een geschil bij de rechter niet houdbaar. In haar laatste brief van 20 maart heeft mevrouw namens de stichting echter in wezen al afstand gedaan van de graven. En u wilt ze behouden. Dat is dus in strijd met elkaar.
Ik zie geen enkele rechtsgrond of mogelijkheid om overdracht van het weiland af te dwingen.
Tja, als u die mevrouw niet met vriendelijke overredingskracht tot betaling kunt overhalen, houdt het mijns inziens op. Je kunt niet iemand tegen zijn of haar zin graven in stand laten houden. Dat mevrouw waarschijnlijk niet voldoet aan de doelstelling van de stichting, de wens van haar voorvader, is wellicht moreel dubieus. Maar ik zou u niet adviseren om veel tijd, moeite en vooral veel geld in een rechtszaak te steken om mevrouw (het stichtingsbestuur) te dwingen om haar - primair morele - verplichtingen na te komen. Ik ken geen precedenten en durf geen voorspelling te doen hoe zo'n zaak afloopt.
mr W.G.H.M. van der Putten
31 maart 2003