Opvragen schedel bij ruiming
27 maart 2006
Vraag nummer: 4337 (oude nummer: 7736)
Een familie vraagt :
De grafrechten van het graf van hun vader wordt na 20 jaar niet verlengd. Nu vraagt de familie of ze bij de ruiming van het graf van vader na 20 jaar indien nog aanwezig de schedel mogen hebben.
Als ze deze niet mogen hebben welk wets artikel zegt dat het niet mag cq niet kan.
Indien ze de schedel wel mogen hebben, moeten er dan ergens handtekeningen van alle kinderen geplaatst worden of is alleen de handtekening van de op dat moment bekende rechthebbende voldoende.
m,vr,gr,
H. Donders
bestuurslid kerkhofaangelegenheden
Antwoord:
Geachte heer,
Het is absoluut verboden om bij de ruiming van een graf een schedel of andere lichaamsresten aan nabestaanden of anderen te geven.
In artikel 31 van de Wet op de lijkbezorging staat o.a. (in lid 2:) "Het ruimen (van een graf) geschiedt niet dan op last van de houder van de begraafplaats" en (in lid 3:) "De overblijfselen van lijken worden op een begraafplaats ter aarde besteld (...) of in een crematorium verbrand". Er staat niet letterlijk in de wet "Het is verboden schedels aan kinderen te geven", zo zitten wetten niet in elkaar. Termen als "Het is verboden om ...." staan alleen voor een deel in het Wetboek van Strafrecht, maar niet in gewone wetten. In gewone wetten staat datgeve wat moet gebeuren positief en neutraal geformuleerd. Niet "Het is verboden overblijfselen van lijken weg te geven, je mag ze alleen begraven of in een crematorium verbranden" maar "De overblijfselen van lijken worden ter aarde besteld of verbrand".
Maar over de geschiedenis en strekking van het derde lid van artikel 31 Wet op de lijkbezorging bestaat geen misverstand. Het is de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever dat de resten uit een graf op een begraafplaats blijven dan wel worden gecremeerd. Dat blijkt uit de wetsgeschiedenis en toelichting.
Het wegnemen van resten uit een graf, ook bij ruiming, is een vorm van grafschennis, dat strafbaar is op grond van het Wetboek van Strafrecht.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten