Begrafeniswet 1869 (en grafrechten)
5 mei 2020
Vraag nummer: 60669
Geachte Heer Van der Putten,
Art. 20 van genoemde wet luidt: "Indien daartoe voldoende ruimte bestaat, wordt op de algemeene begraafplaatsen gelegenheid gegeven, het uitsluitend regt om lijken in een bepaald graf te doen begraven, hetzij voor onbepaalden tijd, hetzij voor den tijd van minstens tien jaren, te verkrijgen.
De hiervoor te betalen prijs wordt op dezelfde wijze als het in art. 30 bedoelde begrafenisregt vastgesteld."
Waarom is in dit artikel het verkrijgen van een uitsluitend recht beperkt tot algemene begraafplaatsen en waarom staat er in deze versie van de wet (en ook in die van 1955) geen soortgelijk artikel voor bijzondere begraafplaatsen?
Ik dank u bij voorbaat voor uw reactie.
Met vriendelijke groet,
Ben Teussink
06-XXXXXXXX
Antwoord:
Geachte heer,
Het verkrijgen van 'een uitsluitend recht op een graf' (de volledige juridische term voor een gebruiksrecht op een particulier (vroeger: eigen) graf) is niet beperkt geweest tot algemene (tegenwoordig genoemd: gemeentelijke) begraafplaatsen. Bijzondere (niet-gemeentelijke zoals kerkelijke) begraafplaatsen konden ook particuliere graven uitgeven. Maar de wetgever wilde in 1869 regelen dat inwoners van een gemeente een keuze zouden hebben, als dat qua ruimte mogelijk was.
U moet deze bepaling ook zien in samenhang met andere bepalingen uit de toenmalige wet. Er was bijvoorbeeld het voorschrift dat elke gemeente een begraafplaats moest hebben, of althans gelegenheid tot begraven moest bieden (bijvoorbeeld door een deel van een kerkelijke begraafplaats te huren).
De wetgever wilde dat mensen in hun gemeente begraven zouden kunnen worden, zonder lid van een kerkgenootschap te hoeven zijn of zich daaraan te moeten conformeren. Dat was het uitgangspunt voor deze bepalingen.
In 1869 waren er veel meer gemeenten dan tegenwoordig, ruim 1.000. Anno 2020 zijn er 355 gemeenten. Nederland had anderhalve eeuw geleden ongeveer 3,5 miljoen inwoners; nu zijn het er ongeveer 17,5 miljoen. De gemeenten waren in 1869 dus veel kleiner; de gemiddelde gemeente had ongeveer 3.000 tot 3.500 inwoners. Er waren daarom veel minder mogelijkheden om ruime begraafplaatsen aan te leggen. Begraven zal toen - net als nu - een kostenpost voor gemeenten geweest zijn waar te weinig inkomsten tegenover stonden. Als er geen dringende noodzaak was wilde men geen nieuwe begraafplaats aanleggen of een begraafplaats uitbreiden.
Er moesten in de geest van de wetgever altijd algemene graven beschikbaar zijn; als er voldoende ruimte was, dan moest men ook eigen graven aanbieden. Die plicht rustte op gemeenten, niet op kerkgenootschappen.
Kerkelijke begraafplaatsen waren en zijn nog steeds vrij om te beslissen alleen algemene graven, alleen particuliere graven of een mix van die graven uit te geven.
Met vriendelijke groet,
mr W.G.H.M. van der Putten
TIP
Laat nabestaanden niet onnodig zoeken naar oude polissen. Registreer of u een uitvaartverzekering hebt op Uitvaartverzekeringsregister.nl
Ook verstandig om in te vullen als u GEEN verzekering hebt.
TIP
Vergelijk snel en eenvoudig offertes van uitvaartondernemers via de site Uitvaartoffertes.nl
TIP
Bezoek ook eens de video-adviesrubriek: Infotheek - reportages – kijkersvragen - juridische vragen en antwoorden.
Zoals: Wie is verantwoordelijk voor de kosten van de uitvaart?
TIP
Melden van overlijden. Landelijk gratis meldnummer overlijden: 0800-783 73 43.
TIP
Regel hier uw begrafenis of crematie.
TIP
www.urnenwinkel.nl. De mooiste collectie urnen voor de beste prijs.