Bekende Nederlanders praten over hun ervaring met kanker
maandag 3 oktober 2005
Afgelopen zaterdag verscheen Buigen als bamboe. Over leven na kanker van Rob Bruntink en Anja Krabben. In dit boek vertellen 14 prominente Nederlanders openhartig over hun ervaring met kanker. De een is al jaren kankervrij, de ander is nog in behandeling of weet dat genezing niet meer mogelijk is.
Bij kanker denkt iedereen meteen aan dood, maar ik niet. Wat dood betreft zit ik in de totale ontkenningsfase. Ik negeer niet dat ik sterfelijk ben. Dat zou namelijk betekenen dat ik ook niet zou opletten bij het oversteken. Maar ik kijk echt wel uit, ik realiseer me maar al te goed dat ik zomaar iedere dag overreden kan worden door lijn 22. Misschien ga ik me pas echt met de dood bezig houden als ik opgegeven ben. Maar zolang het medisch gezien allemaal onder controle is, waarom zou ik dat dan doen?
- Sylvia Kristel (1952), actrice en kunstschilder
Ik heb heel vervelende momenten meegemaakt. Momenten dat ik echt bang was. Of pijn had. Ik wist niet eens wat een mri-scan was. Ik dacht dat ik half zou ontploffen, de waandenkbeelden die je dan kunt hebben. Een scan is pijnloos, maar je kunt je er wel heel verdrietig en zielig bij voelen. Ik weet nog heel goed hoe ik buitengewoon bibberig in de scanner lag, klappertandend, niet omdat het pijn deed of omdat het eng was, maar van de zenuwen.
- Elco Brinkman (1948), voorzitter Algemeen Verbond Bouwbedrijf
U moet maar zien hoe u het opschrijft, maar ik wil toch wat over die darmen vertellen. Er is een klein percentage kankerpatiënten bij wie de hele buik wordt bestraald en die daardoor ernstige darmproblemen krijgen. Dat is bij mij gebeurd. Daarom zeg ik: de naweeën van kanker zijn veel belastender dan de kanker zelf, in mijn geval dan. Halverwege de bestralingen ging het al mis. Dat zei ik tegen de aanwezige verpleegkundige, deze reageerde heel rustig en trof de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen. Ik vond het verschrikkelijk.
- Hannie van Leeuwen (1926), Eerste Kamerlid voor het CDA
Ik ben geen moment van plan geweest om mijn ziekte geheim te houden, dat kon ook helemaal niet. Mij maakt het absoluut niet uit. Integendeel, ik merkte op de set van Leef! dat ik op handen werd gedragen, met warmte gevoed. Dat maakte het heel bijzonder. Ik voel me omringd door mensen. En dat is geweldig. Ik heb de afgelopen periode ontdekt, hoe gek het ook is dat over jezelf te vertellen, dat ik heel erg geliefd ben en dat is een fantastisch gevoel.
- Willem van de Sande Bakhuyzen (1957-2005), filmregisseur
Ik heb een enorm litteken. Geen probleem, daar ga ik s zomers gewoon mee op het strand liggen zonder het te camoufleren. Maar het liefste zou ik het aan mensen laten zien en er dan bij vertellen: ik was aan het duiken, er kwam een haai, een barracuda, en ik heb het overleefd. Wow, zeggen mensen dan, laat nog eens zien. Stoer verhaal. Maar als ik moet zeggen: ik had kanker, dat werkt niet. Het is gewoon niet stoer, kanker, omdat het je overkomt. Het is eerder eng, omdat je eraan dood kunt gaan.
- Frédérique Huydts (1967), actrice
Ik ben journalist en schrijver, taal is belangrijk voor mij. Over kanker wordt vaak in oorlogszuchtige taal gesproken: het is een vijand die vernietigd moet worden. Als overtuigd pacifist voel ik me toch al niet op mijn gemak bij oorlogsmetaforen, maar ook los daarvan zou dat nooit mijn taal zijn. Ik denk eerder dat je vriendschap met je tumor moet sluiten. Tot een soort vreedzame coëxistentie moet komen. De tumor zal, zolang ik leef, nooit weg te krijgen zijn. Hij zal altijd sporen nalaten of tot een recidief leiden. Ik zit er dus de rest van mijn leven aan vast. Ik moét er dus wel vrede mee sluiten. Tegelijkertijd moet de tumor ook een beetje rekening met mij houden. Als mijn leven eindigt, eindigt immers ook het leven van de tumor.
- Karel Glastra van Loon (1962-2005), schrijver
Zestien jaar voordat ik kanker kreeg, in 1977, maakte ik de treinkaping door Molukkers bij De Punt mee. Ik stapte dat jaar op 23 mei in de trein en werd op 6 juni vrijgelaten. In 1993 ging ik op 23 mei het ziekenhuis in voor de borstoperatie en ik kwam er op 6 juni weer uit. Die data hielden me aanvankelijk bijzonder bezig. Ik vond het heel raar, maar ook erg vervelend. Als je, zoals ik, niet in het paranormale gelooft, vind je er geen betekenis in. Ik zal dus ook niet op 23 mei 2009 de hele dag onder tafel blijven zitten. Wel is 6 juni voor mij altijd een dag om bij stil te staan. Twee keer ben ik op die datum vanuit een dieptepunt weer omhoog gekomen.
- Annie Brouwer-Korf (1946), burgemeester van Utrecht
Er wordt vaak gesproken over vechten tegen kanker. Ik vind het een vreselijke metafoor. Het heeft een heroïsche cowboy-ondertoon, maar het is voor mij niet inspirerend. Het zal ook te maken hebben met mijn onvermogen om de dramaqueen te spelen. Het wordt wel eens letterlijk tegen me gezegd: kom op joh, vechten hè? Ik weet dat het goed bedoeld is, maar ik denk dan: wat snap je me slecht, waarom zeg je dat tegen me? Vechten is voor mij dat je door een heel dikke muur met een klein gaatje erin moet en dat je heel hard moet knokken om dat gaatje groter te krijgen en door die muur te kunnen. Terwijl je ook gewoon over die muur heen kunt klimmen. Het is zo blind, dat vechten. Het zou voor mij energieverspilling zijn. Buigen als bamboe, die metafoor spreekt me meer aan. Stugge bomen breken bij harde wind, bamboe buigt en komt gewoon weer overeind. Zo wil ik liever zijn.
- Ivan Wolffers (1948), arts, auteur en hoogleraar Gezondheidszorg en Cultuur aan de VU
Els Borst, oud-minister van Volksgezondheid en nu (o.a.) voorzitter van de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK), schreef het voorwoord bij Buigen als bamboe. Zeer inspirerende en diepgravende interviews, waarin velen zich zullen herkennen.
Buigen als bamboe is uitgegeven door Uitgeverij Plataan, is verkrijgbaar in de boekhandel, kost 14,95 en telt 204 pag. ISBN 90 5807 261 4.