107 inwoners verdronken in 2020
vrijdag 23 juli 2021
In 2020 verdronken 107 inwoners van Nederland, 31 meer dan in 2019. Het aantal mannen dat verdronk steeg van 64 in 2019 naar 85 afgelopen jaar. Bij vrouwen steeg het aantal verdrinkingen van 12 naar 22. Naast 107 inwoners verdronken 30 niet-inwoners. Dat meldt het CBS op basis van de meest recente cijfers.
Gemiddeld over de afgelopen twintig jaar verdronken jaarlijks 87 inwoners van Nederland. In de periode van 1981 tot en met 2000 waren dat er jaarlijks gemiddeld 110. In de periode van 2011 tot en met 2020 vond 70 procent van de verdrinkingen plaats in open water: een sloot, rivier, kanaal, gracht, recreatieplas, meer, vijver of in zee. Ruim 20 procent gebeurde in en om het huis. Bij kinderen jonger dan 10 jaar vond ruim 40 procent van de verdrinkingen plaats in en om het huis.
Het totaal aantal verdrinkingen is sinds 1950 fors gedaald. In de jaren vijftig verdronken nog jaarlijks 400 tot 500 inwoners in Nederland. Vanaf begin jaren negentig schommelde dit aantal tussen de 70 en 115, met een gemiddelde van 87 inwoners van Nederland in de afgelopen twintig jaar. Ten opzichte van 2019—een jaar met relatief weinig verdrinkingen (76)—nam het aantal verdrinkingen in 2020 toe tot 107.
Meer verdrinkingen onder 60-plussers
De afgelopen twee jaar was meer dan de helft van de inwoners die verdronken 60 jaar of ouder; de afgelopen tien jaar was dat gemiddeld 45 procent. In de periode van 2001 tot en met 2010 betrof 36 procent van de verdrinkingen iemand van 60 jaar of ouder.
Ook relatief gezien (per 100 duizend inwoners in die leeftijdsgroep) vonden de meeste verdrinkingen in de afgelopen twee jaar plaats bij inwoners van 60 jaar of ouder. Per 100 duizend 60-plussers waren er in 2020 1,2 verdrinkingen tegen 0,5 verdrinkingen per 100 duizend 40- tot 60-jarigen.
Steeds minder kinderen verdrinken
Van de jaren vijftig tot de eeuwwisseling verdronken relatief gezien veel kinderen tot 10 jaar. In 1950 vonden 12,4 verdrinkingen plaats per 100 duizend kinderen onder de 10 jaar; in 2001 was dat nog 1 verdrinking per 100 duizend kinderen. Het afgelopen jaar waren er 0,3 verdrinkingen per 100 duizend kinderen jonger dan 10 jaar.
Ook in absolute aantallen is de afname van het aantal verdrinkingen goed zichtbaar. In 1950 verdronken nog 266 jonge kinderen, 197 jongens en 69 meisjes. De afgelopen tien jaar verdronken jaarlijks gemiddeld 7 jonge kinderen, het merendeel jongens. De afname van het aantal verdrinkingen is het grootst bij kinderen van 1 tot 5 jaar: van 187 in 1950 tot gemiddeld 5 per jaar in de laatste tien jaar. Bij kinderen van 5 tot 10 jaar daalde het aantal verdrinkingen ook: van 76 in 1950 tot gemiddeld 2 per jaar in de laatste tien jaar.
Sterfte door verdrinking hoogst bij niet-westerse migratieachtergrond
In alle leeftijdsgroepen verdronken in de periode van 2016 tot en met 2020 relatief gezien veel inwoners met een niet-westerse migratieachtergrond. Het grootste verschil is te zien bij kinderen jonger dan 10 jaar en bij 10- tot 20-jarigen: in deze leeftijdsgroepen was de sterfte door verdrinking bijna 4 keer zo hoog bij kinderen met een niet-westerse migratieachtergrond als bij kinderen met een Nederlandse achtergrond. In de afgelopen vijf jaar verdronken 16 kinderen jonger dan 10 jaar met een niet-westerse migratieachtergrond tegen 15 kinderen met een Nederlandse achtergrond. In dezelfde periode verdronken 15 jongeren van 10 tot 20 jaar met een niet-westerse migratieachtergrond tegen 14 met een Nederlandse achtergrond.
Zowel bij de eerste als de tweede generatie met een niet-westerse migratieachtergrond was de sterfte door verdrinking hoger dan bij mensen met een Nederlandse achtergrond.